Justitie
Een democratische rechtsstaat, waarin gescheiden machten en mensenrechten centraal staan, is voor de Jonge Democraten een voorwaarde voor het garanderen van een veilige en zo vrij mogelijke samenleving. Daar waar vrijheid en veiligheid met elkaar botsen moet een afweging worden gemaakt tussen deze twee belangen. Individuele fundamentele vrijheden en rechten moeten zo min mogelijk worden ingeperkt. Tegelijkertijd dient de overheid zorg te dragen voor een veilige samenleving, waarin vrijheid, lijf en goed worden beschermd tegen hen die hieraan schade willen toebrengen. Burgers moeten niet alleen beschermd worden tegen hun medeburgers, maar ook tegen de overheid. De Jonge Democraten kiezen vanuit het sociaalliberale gedachtegoed het toebrengen van schade aan medemens en maatschappij als uitgangspunt voor het definiëren van criminaliteit. Deze schade moet hierbij zoveel mogelijk meetbaar en aantoonbaar zijn, waarbij actuele opvattingen en een geschokte rechtsorde in mindere mate mogen meespelen in de strafrechtspleging. De Jonge Democraten zien het belang van een wetenschappelijke benadering bij de aanpak van criminaliteit. Normoverschrijdend gedrag moet bekeken worden binnen de complexe context van historische, sociaal-culturele, economische, biologische en psychische factoren. Pas wanneer we een zo volledig mogelijk beeld hebben van criminaliteit, kan effectief gewerkt worden aan preventie, opsporing en sanctionering. Niet alle maatschappelijke problemen kunnen of moeten via het strafrecht worden opgelost. Het criminaliseren van drugsgebruik zorgt er bijvoorbeeld voor dat de kwaliteit van de drugs moeilijk te testen is en daarmee het gevaar voor de volksgezondheid vergroot wordt. Het criminaliseren van prostitutie zorgt er bijvoorbeeld ook voor dat slachtoffers van mensenhandel nog moeilijker naar de politie stappen. Waar mogelijk dienen maatschappelijke problemen en gezondheidsrisico’s buiten het strafrecht te worden aangepakt. De Jonge Democraten vinden dat de keuzes van volwassenen die de maatschappij niet schaden geen strafrechtelijk onderwerp dienen te zijn. Pas wanneer dergelijke keuzes nadelige gevolgen hebben voor de maatschappij kan ingrijpen gerechtvaardigd zijn. Ook dan moet de nadruk liggen op legaliseren en reguleren in plaats van verbieden.
11.1. Preventie, opsporing en handhaving
11.1.1. “Eenieder dient de wet te kennen”
Om naleving te stimuleren is het belangrijk dat (rechts)personen bekend zijn met regels en de inhoud ervan. Onbekendheid met de regels kan tot (onbewuste) overtreding leiden. De Jonge Democraten zien informeren dan ook als een kerntaak van de overheid in het kader van preventie van criminaliteit. Daarnaast maken veel mensen een financiële en/of immateriële afweging over in hoeverre zij een regel willen naleven. Deze afweging kan de overheid beïnvloeden via onderwijs, mediacampagnes en nudging. De Jonge Democraten zijn van mening dat eerst deze instrumenten van informeren en maatschappelijke sturing ingezet moeten worden ter preventie van criminaliteit. Pas dan kan in het geval van een (mogelijke) inbreuk op een recht overgegaan worden tot de inzet van opsporingsmiddelen of het opleggen van sancties.
11.1.2. Weerbaarheid
De Jonge Democraten zijn van mening dat preventie niet alleen bestaat uit een focus op het gedrag van de daders, maar ook moet zien op het weerbaarder maken van de samenleving. De Jonge Democraten zijn zich ervan bewust dat er groepen bestaan die kwetsbaar zijn voor negatieve invloeden. Jongeren in de pubertijd zijn hier een voorbeeld van. Door deze groepen in beeld te houden en te begeleiden zullen zij minder snel ten prooi vallen aan criminele of extremistische organisaties die inspelen op hun emoties en hen tegelijkertijd een utopie voorspiegelen. Daarnaast realiseren de Jonge Democraten zich dat veel criminaliteit wordt ingegeven door gelegenheid; het is dan ook zaak om het daders zo moeilijk mogelijk te maken. We gebruiken steeds meer digitale toepassingen in ons leven. Veel mensen zijn zich niet bewust van de mogelijkheden die kwaadwillenden hebben om privé-informatie als wachtwoorden, locatiegegevens en digitaal beeldmateriaal te misbruiken. De Jonge Democraten vinden dat de overheid een taak heeft om burgers en bedrijven te faciliteren bij en te begeleiden in het afschermen van hun leefwereld, in het bijzonder onze digitale leefwereld.
11.1.3. Samenwerking bij preventie
De Jonge Democraten benadrukken dat crimineel gedrag niet op op zichzelf staat. Vaak is criminaliteit het gevolg van een geheel van sociale, maatschappelijk en persoonlijke problemen. Informatie over deze problemen (en de bijbehorende vatbaarheid voor zowel dader- als slachtofferschap) is verspreid over organisaties uit bijvoorbeeld de zorg, het onderwijs en de financiële dienstverlening. Preventie van criminaliteit is daarmee een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Goede samenwerking is hiervoor essentieel. De Jonge Democraten benadrukken wel dat bij het delen van informatie tussen instanties rekening gehouden moet worden met het recht op privacy. Daarnaast mag informatie die vanuit een hulpvraag is verstrekt in principe niet gebruikt worden voor opsporing en vervolging.
11.1.4. Samenwerking tussen toezichthouders en opsporingsambtenaren
Samenwerking tussen toezichthouders en opsporingsambtenaren Het is zowel de taak van de overheid om toezicht te houden als om op een integere wijze te bewijzen dat een overtreding is begaan of een strafbaar feit is gepleegd. Om effectieve controles te kunnen houden, hebben toezichthouders vergaande bevoegdheden. Zo is in beginsel iedereen verplicht medewerking te verlenen als een toezichthouder hier om vraagt. In het strafrecht hoeft een verdachte in principe juist niet aan zijn eigen vervolging mee te werken. Nu bestuursrechtelijk toezicht kan leiden tot een strafrechtelijke vervolging, kunnen bestuursrechtelijke toezichtsbevoegdheden in de knel komen met waarborgen uit het strafrecht. Ook is het niet wenselijk als deze waarborgen omzeilt zouden kunnen worden via het bestuursrecht. Daarom achten de Jonge Democraten het noodzakelijk om het strafrecht en het bestuursrecht meer op elkaar af te stemmen met betrekking tot de wettelijk geregelde rechtsbescherming en de rechtspositie van de overtreder/verdachte.
11.1.5. Internationale samenwerking
Het is van belang dat er Europees en internationaal samengewerkt wordt in de opsporing en bestrijding van criminaliteit. Tal van delicten, zoals georganiseerde criminaliteit, terrorisme, drugshandel, cybercriminaliteit, financieel-economische criminaliteit en mensenhandel stoppen niet bij de Nederlandse landsgrenzen. Nog te vaak wordt informatie over terroristen en criminele organisaties door landen onvoldoende uitgewisseld, met als gevolg dat criminaliteit zich alleen maar verplaatst. Het beter delen van informatie tussen opsporings- en inlichtingendiensten heeft daarom voor de Jonge Democraten prioriteit. Daarbij hoort ook dat informatie waar mogelijk binnen de Europese Unie en daarbuiten effectief gedeeld wordt.
11.2. Het strafproces
11.2.1. De inzet van het strafrecht
De Jonge Democraten benadrukken dat de inzet van het strafrecht pas een laatste middel moet zijn in de reactie op ongewenst gedrag in de maatschappij. Het strafrecht moet bewaard worden voor gedrag dat mensen, goederen of de maatschappij (ernstige) schade toebrengt; het moet niet gebruikt worden als een opgeheven vingertje voor gedrag dat sommige mensen onfatsoenlijk vinden maar geen echte schade toebrengt. Het strafrecht werkt immers stigmatiserend en kan diep ingrijpen in het leven van mensen en hun omgeving. Het is aan de wetgever om duidelijke regels te maken voor de gevallen waarin het strafrecht wordt toegepast. Burgers moeten immers kunnen weten wanneer zij strafrechtelijk vervolgd kunnen worden. De wetgever moet zich daarbij niet laten verleiden tot te ruim geformuleerde strafbaarstellingen uit angst om strafwaardig gedrag te missen. Hierdoor worden gedragingen onder het strafrecht gebracht die daar niet thuishoren. Voorbeelden van te ruim geformuleerde strafbaarstellingen zijn witwassen, het growshopverbod en voorbereidingshandelingen voor terrorisme. Nederland is gebaat bij een duidelijk afgebakend strafrecht en bij een overheid die maatschappelijke problemen zoveel mogelijk daarbuiten oplost.
11.2.2. De rechtsprekende macht
Wanneer het strafrecht wordt ingezet, vinden de Jonge Democraten het aan de rechter om een beslissing te nemen ten aanzien van de straf. De rechter moet onafhankelijk en onpartijdig zijn. Wanneer een rechter niet meer in staat is om zijn ambt te vervullen, kan hij of zij alleen via de Hoge Raad uit zijn ambt gezet worden. Daarnaast moet de rechter over voldoende tijd en middelen beschikken om tot een goede uitspraak te komen. Omwille van efficiëntie staan de Jonge Democraten niet negatief ten aanzien van het betrekken van het Openbaar Ministerie bij het opleggen van straffen. Het mag dan uitsluitend gaan om relatief minder ernstige delicten waarbij het bewijs ruim voldoende aanwezig is. Ook in deze gevallen vinden de Jonge Democraten het belangrijk dat de gang naar de rechter mogelijk blijft. Stroomlijning van de justitieketen kan zowel tijdswinst als kwaliteitswinst opleveren voor de rechtspraak. Daarbij moeten als ondergrens de grondwettelijke- en mensenrechtelijke eisen aan een eerlijk proces worden gewaarborgd. Het is daarom belangrijk dat nieuwe procedures steunen op een voldoende uitgewerkte regeling in het Wetboek van Strafvordering. Het efficiënter inrichten van de rechtspraak is ook van belang omdat rechtszaken steeds complexer worden. Rechters moeten meer kennis in huis hebben over andere vakgebieden om tot goede uitspraken te komen. De Jonge Democraten vinden het daarom van belang dat er wordt gekeken naar het organiseren van specialistische kennis bij de rechtspraak. Hierbij denken de Jonge Democraten bijvoorbeeld aan het stimuleren van kennisbanken of het toevoegen van deskundige leken aan de samenstelling van de rechtbank. Het is wel van belang dat de inbreng van deskundigen transparant blijft voor alle procespartijen.
11.2.3. Procesrechten van de verdachte
Bij de inzet van het strafrecht vinden de Jonge Democraten het van belang dat de rechten van verdachten in alle fasen van het strafproces worden beschermd. Alleen wanneer een verdachte de gelegenheid en de middelen heeft om zich te verdedigen tegen verdenkingen, kan er sprake zijn van een eerlijk proces. Dit betekent dat de verdachte processtukken moet kunnen inzien, getuigen moet kunnen ondervragen en voldoende tijd moet hebben om zich op een zitting voor te bereiden. Daarnaast hechten de Jonge Democraten eraan dat verdachten niet hoeven mee te werken aan hun eigen veroordeling. Dit geldt ook voor de situatie waarin de verdachte weigert mee te werken aan gedragskundig onderzoek om vast te stellen of er sprake is van een geestelijke stoornis waardoor de verdachte mogelijk weer de fout in zal gaan. Het is dan aan het Openbaar Ministerie om andere informatie bij de rechter aan te dragen waaruit een dergelijk risico op herhaling blijkt. Voor de bescherming van de rechten van de verdachte is een goede rechtsbescherming essentieel. Het is daarom belangrijk dat advocaten vanaf het eerste verhoor bij de zaak betrokken worden. Advocaten moeten voldoende gecompenseerd worden voor de tijd die zij nodig hebben om hun cliënt te verdedigen. Bij pogingen om het strafproces efficiënter in te richten, dient de toegang tot rechtsbijstand gegarandeerd te worden. Juist wanneer mensen verdacht worden van zeer ernstige delicten, is het belangrijk dat hun procesrechten beschermd worden. Daarnaast moet er extra zorgvuldig worden omgesprongen met groepen die moeilijker voor zichzelf op kunnen komen zoals minderjarigen, mensen met een psychische stoornis of mensen met een sociaal economische achterstand.
11.2.4. De positie van het slachtoffer
De positie van slachtoffers en nabestaanden in het strafrecht heeft zich de afgelopen jaren in positieve zin ontwikkeld. De tijd dat slachtoffers weinig zichtbaar waren voor de strafwetgever, en daarmee voor de rechter en het Openbaar Ministerie, is definitief voorbij. Op dit moment hebben slachtoffers en nabestaanden een recht op informatie, een recht op correcte bejegening, een onbeperkt spreekrecht en de mogelijkheid om zich als benadeelde partij te voegen in het strafproces. Zij kunnen zich tijdens het voorbereidend onderzoek en op de terechtzitting laten bijstaan. Tegenover deze rechten van slachtoffers en nabestaanden staan taken van rechters en officieren van justitie. Wanneer deze taken een werklast opleveren die ten koste gaat van aandacht voor de rechtsbescherming van de verdachte, dan dient een grens getrokken te worden. De Jonge Democraten zijn daarom geen voorstander van verdere uitbreiding. Een toekomst waarin het slachtoffer een derde procespartij wordt naast het Openbaar Ministerie en de verdachte, doet ontoelaatbaar afbreuk aan de kern van het strafproces: een rechtvaardige vervolging en berechting van de verdachte, waarin de samenleving inclusief het slachtoffer wordt vertegenwoordigd door het Openbaar Ministerie. De Jonge Democraten staan wel positief ten aanzien van mediation tussen slachtoffer en dader als alternatief voor de gerechtelijke procedure. Een gesprek tussen slachtoffer en dader kan bijdragen aan de verwerking van het leed van het slachtoffer en aan het besef bij de dader van het leed dat is aangedaan. De Jonge Democraten ondersteunen dan ook initiatieven als het stimuleren van mediation door de rechtspraak en het mogelijk maken van een bijdrage in de kosten door de Raad voor de Rechtsbijstand.
11.3. Sancties
11.3.1. Het doel van straffen
Bij het bestrijden van criminaliteit hoort een passende straf. Bij het opleggen van de straf maakt de onafhankelijke rechter een afweging tussen de belangen van de samenleving, de slachtoffers en de dader. De samenleving heeft er belang bij dat burgers niet overgaan tot eigenrichting maar vertrouwen hebben én houden in het rechtssysteem. Daarnaast is het van belang dat daders niet opnieuw de fout ingaan, dat gevaarlijke goederen uit de samenleving blijven en dat potentiële daders afgeschrikt worden. Verder moeten slachtoffers zich gehoord en begrepen voelen. Deze belangen moeten worden afgewogen tegen de belangen van een dader om een eerlijk proces te krijgen, niet onnodig lang van zijn of haar vrijheid te worden beroofd en het perspectief te houden op een terugkeer naar de samenleving. De Jonge Democraten verkiezen een strafklimaat van preventie, herstel en resocialisatie boven een strafklimaat van repressie en vergelding.
11.3.2. Het opleggen van een sanctie
De Jonge Democraten pleiten voor het kunnen splitsen van de strafrechtelijke vervolging in twee fasen bij ernstige feiten en/of kwetsbare groepen, zoals minderjarigen en zwakbegaafden. In de eerste fase bepaalt de rechter of de verdachte het strafbare feit heeft gepleegd en daar schuldig aan is. In deze fase wordt de verdachte onschuldig geacht. Indien de rechter schuld aan een strafbaar feit vaststelt, kan in de tweede fase bepaald worden welke straf of maatregel gepast is. Dit heeft ook als voordeel dat de 76 verdachte mogelijk meer bereid is mee te werken aan onderzoek dat in de eerste fase in zijn of haar nadeel zou kunnen werken. Hierbij kan gedacht worden aan het meewerken aan gedragskundige rapportage ten behoeve van de tbs-maatregel of het geven van inzage in financiële stukken voor het ontnemen van voordeel dat verkregen is door het plegen van een strafbaar feit. De strafrechter heeft de keuze om een straf en daarnaast, of in plaats van een straf, een maatregel op te leggen. Een straf is bijvoorbeeld een geldboete, een taakstraf of een gevangenisstraf. Een maatregel is bijvoorbeeld de tbs-maatregel, het innemen van goederen of het afnemen van het voordeel dat door strafbare feiten is verkregen. Daarnaast worden soms ook bestuursrechtelijke maatregelen tegen daders genomen. De Jonge Democraten vinden dat dit systeem aan hervorming toe is omdat het risico bestaat dat daders door een veelvoud van opstapelende straffen en maatregelen te zwaar bestraft worden. Bovendien kan dit de re-integratie van daders in de weg staan. Bij de keuze voor een straf moet de rechter vrij zijn om de feiten en omstandigheden van het geval mee te wegen. De Jonge Democraten verzetten zich tegen wetten die de rechter dwingen om strenger te straffen. Hierbij kan gedacht worden aan de invoering van minimumstraffen of aan het verbod om bij bepaalde ernstige delicten een taakstraf op te leggen. De Jonge Democraten staan wel positief tegenover de initiatieven binnen de rechterlijke macht om zelf richtlijnen voor het opleggen van straffen te ontwikkelen. Het is daarbij van belang dat de publieke opinie wordt meegenomen. Naast de belangen van de samenleving en van slachtoffers moet bij de oplegging van een straf ten slotte ook rekening worden gehouden met de positie van de dader. Het is bijvoorbeeld niet wenselijk als daders door een geldboete in de schuldsanering komen, door een taakstraf hun baan verliezen of door een gevangenisstraf van hun familie vervreemd raken. Hierdoor raken mensen verder in de problemen en komen zij sneller in de verleiding om opnieuw strafbare feiten te plegen. De Jonge Democraten vinden het belangrijk dat rechtspraak begrijpelijk en transparant is. Rechters moeten goed uitleggen wat hun overwegingen zijn om een sanctie op te leggen en wat de beoogde gevolgen van de uitspraak zijn. Het OM en het Ministerie van Veiligheid en Justitie moeten goede voorlichting geven over hoe het uitvoeren van straffen in zijn werk gaat.
11.3.3. De tenuitvoerlegging van een sanctie
Bijzondere aandacht moet uitgaan naar gedetineerden omdat zij aan de zorg van de overheid zijn overgeleverd. Gevangenissen en andere detentiecentra moeten schoon en veilig zijn. De gedetineerden moeten een nuttige dagbesteding kunnen hebben en in staat zijn, indien de veiligheid dit toelaat, contact met de buitenwereld te onderhouden. De tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen moet er mede op gericht zijn dat gedetineerden daarna op een goede manier terug kunnen keren naar de samenleving. Binnen de gevangenissen moet er goede zorg zijn voor de vele gedetineerden die in meer of mindere mate kampen met een psychische stoornis. Deze groep zorgt voor overlast en onveilige situaties voor zowel zichzelf, hun medegedetineerden als het gevangenispersoneel. Bij sancties waarbij de einddatum onduidelijk is, moet de rechter toezicht op de tenuitvoerlegging van de straf of maatregel blijven houden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de levenslange gevangenisstraf, de tbs-maatregel en andere toezichthoudende maatregelen. Specifiek met betrekking tot de levenslange gevangenisstraf vinden de Jonge Democraten dat deze niet ieder uitzicht op een mogelijke terugkeer in de vrije samenleving mag wegnemen. Daar staat tegenover dat een vorm van levenslang toezicht bij wijze van hoge uitzondering en onder strikt gehanteerde waarborgen mogelijk moet zijn.
11.3.4. Re-integratie
Een goede re-integratie is van belang om te voorkomen dat gestraften na afloop van hun straf weer de fout ingaan. De reclassering heeft de belangrijke taak om hen hierbij te begeleiden. Haar takenpakket bestaat uit het begeleiden van veroordeelden, toezicht houden op de naleving van voorwaarden en het aanbieden van taakstraffen. De Jonge Democraten willen dat er in de strafrechtketen en de bijbehorende financiering extra aandacht is voor de reclassering om overbelasting van deze organisatie tegen te gaan. Investering in een goede nazorg voor gedetineerden moet tevens gezien worden als investering in het voorkomen van toekomstige strafbare feiten. Op dit moment is een belangrijk onderdeel van een gecontroleerde terugkeer in de samenleving de voorwaardelijke invrijheidstelling. De Jonge Democraten vinden het ongewenst dat een veroordeelde in principe vrijkomt na het uitzitten van 2/3e van een gevangenisstraf. De Jonge Democraten onderschrijven wel het belang van een systeem waarbij gedetineerden in stappen en onder voorwaarden worden voorbereid op hun terugkeer in de samenleving. Langdurig toezicht dient vervolgens alleen mogelijk te zijn indien de rechter daartoe bij veroordeling besloten heeft en niet bij een latere beslissing of in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Een veroordeelde die zijn straf volledig heeft ondergaan, dient daarna een eerlijke kans te krijgen om weer volop deel te nemen aan de samenleving. Op dit moment komt het vaker dan noodzakelijk voor dat het niet kunnen krijgen van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) daaraan in de weg staat. Een VOG zou alleen vereist moeten kunnen worden wanneer dit daadwerkelijk noodzakelijk is in het kader van uit te voeren werkzaamheden. Daarbij dient de beoordeling of iemand een VOG krijgt, voldoende gedifferentieerd te zijn. Dit wil zeggen dat per (soort) functie waarvoor een VOG wordt vereist, specifieke criteria gelden die leiden tot het wel of niet afgeven van een VOG. De Jonge Democraten vinden bovendien dat strafrechtelijke gegevens alleen mogen leiden tot een weigering van een VOG als een strafbeschikking is opgelegd of een veroordeling is uitgesproken.
11.4. Asielbeleid
De Jonge Democraten zien dat mensen helaas worden gedwongen hun land te ontvluchten vanwege omstandigheden als oorlog of onterechte vervolging in het land van herkomst. De Jonge Democraten vinden het belangrijk dat deze mensen bescherming krijgen. Onze samenleving dient verantwoordelijkheid te dragen voor de bescherming van deze mensen. De overheid zou niet alleen verantwoordelijkheid moeten nemen voor haar eigen inwoners, maar ook voor vluchtelingen die niet beschermd worden door hun eigen overheid. Er kunnen twee soorten vluchtelingen worden onderscheiden: vluchtelingen zoals aangemerkt in het VN Vluchtelingenverdrag (1951) en vluchtelingen die, bijvoorbeeld op basis van het Europees recht, als dusdanig worden aangemerkt. Dit onderscheid zou volgens de Jonge Democraten niet van invloed moeten zijn op de opvang en de rechten die zij hebben. Zij dienen op dezelfde bescherming te kunnen rekenen. Om deze bescherming te garanderen dient alle asielwet- en regelgeving op Europees niveau vastgesteld te worden. Op deze manier kan Europa als eenheid optreden om te zorgen voor een uniform humaan asielbeleid, waarbij de financiële lasten en het aantal asielzoekers binnen Europa eerlijk worden verdeeld.
11.4.1. Internationale samenwerking
De Jonge Democraten stellen een beleid voor waarbij niet alleen gekeken wordt naar de omgang met asielzoekers wanneer zij daadwerkelijk gevlucht zijn, maar ook naar de oorzaak van hun vlucht. Op zowel Europees als internationaal niveau is samenwerking op het gebied van conflictmanagement noodzakelijk om te zorgen voor stabiliteit en vrede in conflictgebieden. De Europese Unie dient hiervoor zoveel mogelijk samen te werken met landen in de regio’s van waaruit mensen vluchten.
11.4.2. Investeren in de regio’s
De meeste vluchtelingen vluchten naar landen in de directe omgeving van het land van herkomst. Niet alleen is dit een logistieke keuze, maar ook de integratiekansen zijn hier groter. Deze landen kunnen de grote stromen vluchtelingen niet altijd aan. De Jonge Democraten vinden dat er dient te worden geïnvesteerd in opvang in deze regio’s. Vluchtelingen verblijven soms jaren in vluchtelingenkampen. Hun veiligheid moet daar worden gegarandeerd. Om verloren generaties te voorkomen is onderwijs voor kinderen in opvangkampen van essentieel belang. Vluchtelingenkampen dienen een plek te zijn waar mensen zichzelf kunnen ontwikkelen en ontplooien, trauma’s verwerkt kunnen worden en toekomstperspectieven ontstaan. Zo vergroten ze hun kansen op een waardige toekomst.
11.4.3. Grensbewaking
De Jonge Democraten vinden dat grensbewaking noodzakelijkheid is in een soevereine Europese Unie. Echter, het mag niet zo zijn dat grensbewaking mensen verhindert om asiel aan te kunnen vragen. Europa moet erop toezien dat er geen misstanden plaatsvinden aan de grens en dat mensenrechten worden nageleefd. Daarnaast is er niet alleen de verantwoordelijkheid om grenzen te bewaken, maar ook de verantwoordelijkheid om mensen aan de Europese grenzen hulp te bieden. Hiertoe is het van belang dat door middel van Frontex Europese reddingsoperaties en patrouilles op zee worden ingericht. Zo wordt voorkomen dat landen de verantwoordelijkheid voor vluchtelingen op elkaar kunnen afschuiven. Het is van essentieel belang dat er intensief wordt samengewerkt met grensbewaking van landen aan de Europese grenzen. Hierbij kan worden gedacht aan coördinatie, informatie-uitwisseling, en het maken van afspraken omtrent het leiden, beperken en voorkomen van migratiestromen.
11.4.4. Legale binnenkomst
Vluchtelingen hebben het recht om asiel aan te vragen in Europa, maar tegelijkertijd is er geen legale en veilige manier voor hen om Europa te bereiken. De Jonge Democraten vinden dat de Europese Unie alleen een strikt beleid mag voeren ten aanzien van de bewaking van haar grenzen als er ook een alternatief wordt geboden voor illegale migratie. Vluchtelingen moeten al in het land van herkomst of in de regio hun asielprocedure kunnen doorlopen bij een Europees asielkantoor. Wanneer hun aanvraag wordt toegekend wordt voor hen de reis naar Europa geregeld. Zo wordt voorkomen dat asielzoekers hun leven riskeren in gammele bootjes en kan mensensmokkel worden teruggedrongen.
11.4.5. Europese asielaanvraag
De Jonge Democraten erkennen dat vergaande integratie en harmonisatie binnen de Europese Unie een vereiste is voor een Europees asielbeleid. Ervan uitgaande dat Europa steeds verder integreert vinden de Jonge Democraten dat asielbeleid het beste op Europees niveau geregeld kan worden. Volgens dit beleid vragen asielzoekers Europees asiel aan in plaats van nationaal asiel. Dit kan, naast de Europese asielkantoren gevestigd buiten Europa, ook bij een van de Europese asielloketten gevestigd in de lidstaten. In afwachting van de beoordeling van de aanvraag verblijft de vluchteling in een van de Europese asielzoekerscentra. Dit is niet noodzakelijk het land van binnenkomst. De kwaliteit in alle centra dient uniform te zijn. Asielzoekers hebben in elke lidstaat gedurende en na de procedure dezelfde rechten qua opvang, scholing, ontwikkeling en arbeidsoriëntatie.
11.4.6. Europese Asieldienst
Na een zo kort mogelijke procedure waarbij onderzoek wordt gedaan naar de omstandigheden van de vluchteling en de situatie in het land van herkomst, volgt er een Europese beslissing. Deze wordt genomen door een op te richten Europees bestuursorgaan: de Europese Asieldienst. Dit orgaan is belast met het uitvoeren van het Europese asielbeleid en valt onder directe verantwoordelijkheid van de Eurocommissaris voor Migratie, die verantwoording aflegt aan het Europees Parlement. Beslissingen van de Europese Asieldienst worden getoetst aan Europese regelgeving door nationale rechters in het land waar de procedure is gevolgd.
11.4.7. Beslissing
Bij de toewijzing van een verblijfsvergunning krijgt de asielzoeker een Europees land toegewezen op basis van draagkracht, capaciteit, aantal asielzoekers per inwoner en de integratiekansen. Wanneer een procedure door het gebruik van rechtsmiddelen onverwijld langer heeft geduurd dan gewoonlijk wordt er zoveel mogelijk naar gestreefd om de asielzoeker toe te wijzen aan het land waar de procedure doorlopen is. Hiermee worden de integratiekansen vergroot.
In het geval van afwijzing van een asielaanvraag kan een asielzoeker de beslissing aanvechten bij de nationale rechter. De rechter toetst hierbij de beslissing van de Europese Asiel Dienst integraal. Deze beslissing mag worden afgewacht in het land waar ook de 93 procedure is doorlopen. Het beroep schorst de uitzetting en de opheffing van het rechtmatige verblijf. Vervolgens staat hoger beroep bij een nieuw op te richten Europees Hof van Asiel, dat uitsluitend belast is met asielzaken. Dit Hof toetst de beslissing van de Europese Asiel Dienst integraal. Wanneer alle rechtsmiddelen zijn uitgeput en er geen sprake is van een inwilliging van het asielverzoek, dient er in overleg met de vreemdeling te worden gekeken naar een spoedige en redelijke wijze van vertrek.
11.4.8. Terugkeer
De Jonge Democraten vinden dat ook uitgeprocedeerde asielzoekers recht hebben op minimale voorzieningen als voedsel, zorg en onderdak. Pas wanneer een afgewezen vluchteling niet bereid is mee te werken aan zijn vertrek mag worden overgegaan tot gedwongen uitzetting. Asielzoekers die niet in een lidstaat mogen blijven dient een realistische termijn van zes tot acht weken te worden geboden om te vertrekken. Het is van belang dat de overheid er rekening mee houdt dat het niet altijd de schuld is van de asielzoeker als terugkeer niet mogelijk is. Afspraken met het land van herkomst over ondersteuning van integratie en gefaseerde terugkeer kunnen terugkeer vergemakkelijken. Voor uitgeprocedeerde asielzoekers wordt er gestreefd naar vrijwillige terugkeer. Uitgeprocedeerde asielzoekers die willen terugkeren maar bij wie dit blijvend onmogelijk is hebben na vijf jaren alsnog recht op een verblijfsvergunning, mits zij voldoende hebben meegewerkt aan hun vertrek. Het hangt van de individuele omstandigheden van de asielzoeker af of er alsnog een verblijfsvergunning wordt verleend.
11.4.9. Gezinshereniging
Wanneer een vluchteling een verblijfsvergunning heeft ontvangen kan hij of zij binnen een termijn van drie maanden een verzoek tot gezinshereniging indienen. In het geval van gezinshereniging hebben de gezinsleden van een vluchteling, die verblijfsrecht heeft verkregen in Europa op asielgronden, een afgeleid verblijfsrecht. In aanmerking voor gezinshereniging komt de meerderjarige echtgeno(o)t(e) of partner van de vluchteling. Daarnaast komen de minderjarige kinderen van de vluchteling en/of zijn echtgeno(o)t(e) of partner in aanmerking voor gezinshereniging, zowel als meerderjarige kinderen indien is aangetoond dat zij afhankelijk zijn van hun ouders. Het is aan de vluchteling om aan te tonen wie tot zijn of haar gezin behoren. De gezinsleden van de aanvrager zullen de behandeling van de aanvraag afwachten in het land van herkomst of in het land waar zij ten tijde van de aanvraag verblijven. Wanneer blijkt dat de aanvraag tot gezinshereniging voldoet aan de eerder besproken eisen zullen de gezinsleden zonder verdere beperkingen in staat zijn om naar Europa te reizen. Eenmaal aangekomen in Europa kunnen zij zich bij hun gezinsleden voegen en zullen zij allen dezelfde rechten hebben.