Onderwijs & Wetenschap
Een liberale samenleving vereist individuen die overwogen keuzes kunnen maken. De Jonge Democraten beschouwen zelfontplooiing van het individu daarom als één van de belangrijkste doelstellingen van het overheidsbeleid. Onderwijs en wetenschap zijn de breedste en meest diepgaande middelen waarmee hier direct en indirect naar gestreefd kan worden. Onderwijs en wetenschap zijn kleurrijk en grenzeloos, zorgen voor innovatie en welvaart en zijn de sleutel tot vooruitgang. Ze laten mensen kennismaken met een keur aan perspectieven op de werkelijkheid, om hen zo in staat te stellen zich onafhankelijk te ontwikkelen. Ook fungeren onderwijs en wetenschap als middelen om te voorzien in maatschappelijke en economische behoeftes. Effectief en faciliterend onderwijs- en wetenschapsbeleid dat op de lange termijn is gericht zijn hierom dan ook cruciaal.
3.1. Onderwijs
3.1.1. Individu
De Jonge Democraten willen een onderwijssysteem waar de behoeften van het individu voorop staan en de leraar wordt gewaardeerd. In jouw schoolloopbaan vorm je samen met de onderwijsgevenden een eigen ontwikkelpad. Uiteindelijk kun je door toegankelijk en flexibel onderwijs een leven lang blijven leren. In Nederland bepaalt niet het opleidingsniveau jouw waarde en identiteit, maar bepalen kennis en vaardigheden jouw plek in de maatschappij.
3.1.2. Flexibilisering
Iedereen hoort de kans te krijgen hun talenten te ontwikkelen. Elk kind tot vier jaar zou daarom via voorschoolse educatie al de mogelijkheid moeten hebben tot een kansrijke instroom in het basisonderwijs. Financiering hiervan moet gesubsidieerd worden via de overheid. Verder moet aan het eind van het basisonderwijs de score van de eindtoets goed worden doorgesproken met leraar, ouder en leerling.
In het voortgezet onderwijs en vervolgonderwijs (mbo, hbo, wo) worden de leerlingen en studenten wel ingedeeld per niveau, maar niet beperkt tot één niveau. De overheid moet de ruimte geven om leerlingen of studenten op één of meerdere onderwijsinstellingen tegelijkertijd vakken te laten volgen op een praktisch, beroepsgericht en theoretisch niveau. Vervolgstudies moeten de toegangseisen van de opleiding afstemmen op losse vakken en daarmee de minimumeisen zelf bepalen. De overheid stelt minimumeisen vast.
Studenten horen zelf de baas te zijn over hun eigen agenda, door het onderwijs flexibel in te delen. Zo ontstaat er ruimte voor extracurriculaire activiteiten of mantelzorg. De Jonge Democraten vinden dat in het kader van een leven lang leren het voor iedereen mogelijk moet zijn om in deeltijd te studeren zonder te betalen voor de hele studie. Door het eigenaarschap van de schoolloopbaan bij de persoon zelf te leggen ontstaat er een doorlopende leerlijn.
3.1.3. Toegankelijkheid
Onderwijs moet zowel fysiek als financieel toegankelijk zijn. Bij fysiek toegankelijk kan worden gedacht aan rolstoeltoegankelijkheid, prikkelvrije ruimtes en online leeromgevingen. Voor leerlingen die dat nodig hebben moet het speciaal onderwijs blijven bestaan. De overstap van speciaal naar regulier onderwijs of andersom moet wel zo gemakkelijk mogelijk worden gemaakt. Het speciaal onderwijs moet kunnen passen binnen het reguliere onderwijs door bijvoorbeeld een speciaal onderwijs klas aan te bieden binnen een reguliere school.
Bij financiële toegankelijkheid voor iedereen kunnen we denken aan de vrijwillige ouderbijdrage en het beschikbaar stellen van lesmaterialen. De financiële situatie van ouders mag op geen enkele manier het onderwijs van het kind in de weg staan. Schaduwonderwijs dat zich alleen richt op het halen van toetsen is niet gewenst. Scholen horen centraal te staan in een netwerk van initiatieven zoals extra begeleiding, sport, kunst- en cultuuronderwijs om zo het schaduwonderwijs zo veel mogelijk tegen te gaan.
3.1.4 Onderwijzend Personeel
De leraar moet meer gewaardeerd worden. Het onderwijs voor toekomstige leraren moet worden aangepast zodat leraren vanuit hun talenten kunnen lesgeven. In de opleiding zijn pedagogiek, didactiek en taalbeheersing de basis. Daarna zorgen vakspecifieke en doelgroepgerichte modules voor verdere voorbereiding waardoor met iedere aanvulling makkelijker overgestapt kan worden naar een ander schooltype.
De Jonge Democraten vinden dat in het primair onderwijs 1 fte per 20 leerlingen moet staan. In het voortgezet onderwijs dient 1 fte per 20 klokuren voor de klas te staan. Onderwijsinstellingen mogen zelf bepalen of er meer handen in de klas komen, er minder uren wordt lesgegeven of de klassen kleiner worden. De taken die het onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel uitvoeren moet te allen tijde erkend en betaald worden. Een assistent die een onderwijzende taak doet hoort hier dus ook voor betaald te worden. In alle soorten onderwijs horen leraren hetzelfde basissalaris te krijgen, waarna elke taakuitbreiding, extra ervaring of diploma een verhoging van het salaris betekent.
De Jonge Democraten vinden verder dat het onderwijs en de klas geen eiland moet zijn. Het moet dus aangemoedigd worden om als klas op bezoek te gaan bij instanties voor buitenschools activiteiten of hiervoor instanties binnen de school te halen. De buurt en onderwijsinstellingen moeten meer met elkaar verweven worden. Er kan ook gedacht worden aan extra inzet van onderwijsassistenten, co-teachers, kunst- en cultuurdocenten en sportdocenten.
3.1.5. Medezeggenschap en bestuur
Medezeggenschap bevordert het democratische proces binnen onderwijsinstellingen. Om medezeggenschap sterk te houden moet het medezeggenschapsorgaan en hun mening zichtbaar zijn voor alle betrokkenen. De mate van inspraak wordt groter naarmate jongeren ouder worden. Bestuurslagen moeten daarbij transparant zijn zodat hun handelen en geldstromen zichtbaar en opvraagbaar zijn.
Binnen het primair en voortgezet onderwijs moeten alle leerlingen betrokken worden bij medezeggenschap, bijvoorbeeld door middel van gekozen klassenvertegenwoordigers. Daarnaast kan de ouderraad advies geven over de werking van de school.
Binnen het vervolgonderwijs kan de medezeggenschap veel intensiever. Door middel van decentrale raden wordt de stap naar medezeggenschap makkelijker gemaakt. De Jonge Democraten vinden daarom dat elke opleiding of cluster een raad moet hebben om medezeggenschap bereikbaar te maken voor elke student. Decentrale raden blijken echter niet altijd goed te functioneren door weinig ondersteuning en beperkende regels. Om de medezeggenschap zo transparant en effectief mogelijk te maken moeten alle medezeggenschapslagen, studenten en docenten direct met elkaar kunnen communiceren. Ook evaluaties moeten openlijk gecommuniceerd worden met alle betrokkenen. Er zal echter wel gelet moeten worden op constructieve feedback.
Verder vinden de Jonge Democraten dat bij onderwijsinstellingen de verantwoordelijkheid ligt voor professionalisering van hun medezeggenschapsorgaan door trainingen te faciliteren en juridische ondersteuning aan te bieden. Daarnaast hoort het aantal betaalde uren van medezeggenschappers in verhouding te zijn met de verwachte werkzaamheden. Deze moeten jaarlijks geëvalueerd worden met medezeggenschappers, oud-medezeggenschappers en bestuurders. Naast een financiële waardering kan ook worden gedacht aan een niet-financiële waardering, zoals een certificaat.
3.1.6. Overheid
Vrijheid van onderwijs is één van de belangrijkste pijlers in het Nederlandse onderwijssysteem. De overheid legt minimumeisen vast voor de kwaliteit van het onderwijs en koppelt de financiering hier aan. De Onderwijsinspectie controleert de scholen op kwaliteit door de visie en richtlijnen van de onderwijsinstelling te evalueren. Cijfers mogen in inspectierapporten worden meegenomen, maar zijn niet bepalend. Ook bij het vervolgonderwijs is het aantal binnen de gegeven tijd afgestudeerde studenten geen maatstaf voor de kwaliteit van het onderwijs. Rendementsdenken is dus niet meer van deze tijd.
Om vrijheid van en toegang tot elke vorm van onderwijs te beschermen moet de scheidslijn tussen bijzonder onderwijs en openbaar onderwijs verdwijnen. Leraren en leerlingen kunnen daarom niet meer worden afgewezen en onderwijsinstellingen krijgen geen extra financiering meer vanuit andere organisaties dan de overheid. De Jonge Democaten vinden dat de overheid weinig te zeggen heeft over de vorm en visie van het onderwijs, met als enige eis dat de Onderwijsinspectie controleert op het zo neutraal mogelijk onderwijzen over de meest vooraanstaande religies en levensbeschouwingen. Om het onderwijs neutraal en actueel te houden wordt in samenspraak met meerdere partijen binnen het Nederlandse onderwijs om de vijf jaar het curriculum geëvalueerd en eventueel aangepast. Schoolboeken zullen daardoor niet meer actueel genoeg zijn, en hebben in de toekomst niet de leidende, maar een ondersteunende functie. De Jonge Democraten vinden bovendien dat scholen meer ruimte moeten krijgen om volwaardige, kwalitatieve vakken in het Engels aan te bieden. Om het tweetalig onderwijs meer mogelijkheden te geven zouden de eindexamens ook in het Engels beschikbaar moeten zijn.
De Jonge Democraten vinden dat wetgeving rond curriculum en onderwijsorganisatie moet worden aangepast om beter aan te sluiten bij de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling. Scholen die willen vernieuwen moeten dit gemakkelijker kunnen doen. Zo zou bijvoorbeeld het aantal (onnodige) verplichte lesuren naar beneden kunnen zodat er meer tijd vrijkomt voor persoonlijke ontwikkeling buiten de klas. De Jonge Democraten vinden bovendien dat scholen meer ruimte moeten krijgen om volwaardige, kwalitatieve vakken in het Engels aan te bieden. Om het tweetalig onderwijs meer mogelijkheden te geven zouden de eindexamens ook in het Engels beschikbaar moeten zijn.
De Jonge Democraten geloven in gelijke kansen voor alle leerlingen. Net als in Europees Nederland moet dit ook het geval zijn in Caribisch Nederland en moet worden gestreefd naar een gelijke kwaliteit van onderwijs. Naast vrijheid van onderwijs moeten de onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland hun autonomie kunnen behouden. Wel moet de overheid aandacht blijven houden voor het onderwijs op de BES-eilanden en de complexe vraagstukken waar de onderwijsinstellingen aldaar mee te maken hebben. Hiervoor zien de Jonge Democraten het belang van maatwerk, het toekennen van meer financiële middelen en een integrale interdepartementale aanpak.
3.1.7. Financiering
De Jonge Democraten vinden dat er de komende jaren flink geïnvesteerd moet worden in onderwijs. Het financieren van toegankelijke en goed onderhouden onderwijsomgevingen voor primair en voortgezet onderwijs moet worden gedecentraliseerd. Scholen moeten verder een duurzame en leefbare leeromgeving hebben.
De Jonge Democraten zijn voorstander van het sociaal leenstelsel en de aanvullende beurs. Op het vervolgonderwijs mogen instellingen niet gestraft worden wanneer studenten langer doen over de formele studieloopbaan. Studenten mogen wel aangemoedigd worden om binnen acht jaar af te studeren.
3.1.8. Internationalisering en Europa
Voor studenten is studie en stage in het buitenland een manier om zelfstandigheid en verantwoordelijkheid te vergroten. De Jonge Democraten vinden daarom dat studie en stage in het buitenland gestimuleerd moeten worden. Alle studenten kunnen daarbij aanspraak maken op de Erasmusbeurs. Het aanvragen hiervan moet niet een te grote drempel zijn. Voornamelijk het beroepsonderwijs op internationaal gebied moet worden verbeterd door het bevorderen van stages in het buitenland. Verder moet de Europese Unie een coördinerende rol op zich nemen gelijke onderwijsvormen met elkaar te koppelen zodat bijvoorbeeld beroepsgerichte studies elkaar internationaal kunnen vinden.
De internationale student is in Nederland altijd welkom en heeft toegang tot introductieweken, medezeggenschap, verenigingen en Nederlandse taalcursussen. De onderwijsinstelling moet zich ervoor inzetten om taal- en cultuurbarrières te verlagen om de kwaliteit van het onderwijs te beschermen. Tot slot moet bij het binnenhalen van internationale studenten rekening worden gehouden met huisvesting.
Binnen de Europese Unie kan geïnvesteerd worden in Europa-brede projecten waar de focus ligt op het faciliteren van meertalig onderwijs, leerplicht in alle landen doortrekken tot 18 jaar en en werken aan internationale erkenning van het onderwijsniveau door middel van evaluaties. Verder moet er in de Europese Unie gewerkt worden aan een goed lopend lerarennetwerk zodat leraren kennis kunnen delen en zich verder kunnen ontwikkelen. Europese platforms en congressen kunnen zorgen voor een roulatiesysteem om zo ervaring op te doen in andere onderwijssystemen.
3.1.9. Leven lang leren
In een snel veranderende maatschappij zullen de banen ook snel veranderen of verdwijnen. Werkenden en werkzoekenden moeten daarom ook makkelijk hun vaardigheden en kennis bij kunnen houden door te verbreden, verdiepen of om geheel nieuwe vaardigheden of kennis te leren om zo nuttig te blijven binnen de arbeidsmarkt.
Het individu is als eerste verantwoordelijk, maar van de brancheorganisaties, werkgevers en de overheid wordt verwacht dat er geld en tijd wordt vrijgemaakt zodat het personeel zich kan ontwikkelen. De overheid moet hierin een coördinerende rol op zich nemen en moet met name bij praktische banen zorgen voor bewustwording van de noodzaak van een leven lang leren. Er moeten omscholingsfondsen komen; als er in een bepaalde sector een tekort is, moet er budget beschikbaar zijn om werkelozen uit een andere sector op te leiden (bijvoorbeeld winkelmedewerkers naar zorgpersoneel). Iedereen mag een levenlanglerenkrediet hebben en een individueel leer- en ontwikkelingsbudget opbouwen tot het aanvragen van de AOW-uitkering.
Om ervaring op te doen in de arbeidsmarkt zijn er stages, leerwerkplekken, werkervaringsplekken en traineeships nodig. Afgestudeerden krijgen tijdens hun stage een derde van hun minimumloon en studenten krijgen een stagevergoeding. Bij een traineeship moet dit tenminste minimumloon zijn. Verder moeten stageplekken gekoppeld zijn aan het curriculum van de student en moet er een intensieve samenwerking zijn tussen de stageplek en het opleidingsinstituut.
3.2. Wetenschap
De wetenschap is een sector die van onmisbare waarde is gebleken en de wereld herhaaldelijk positief heeft doen veranderen. De waarde van wetenschap neemt veel verschillende vormen aan. Zo leidt wetenschappelijke vooruitgang vaak tot maatschappelijke vooruitgang en heeft het een toenemende invloed op de samenleving. Haar verantwoordelijkheden zijn dan ook groot. Van publieke en private kennisinstellingen wordt gevraagd excellent onderzoek, onderwijs en kennisvalorisatie te leveren. Een faciliterend beleid dat ruimte biedt aan een sector met grote zelfregulerende capaciteiten is van belang om deze verantwoordelijkheden waar te kunnen maken.
3.2.1. Nieuwsgierigheid en creativiteit als stuwende krachten
Voor de wetenschapssector moeten genoeg vrijheid en middelen beschikbaar zijn om onafhankelijke ontwikkeling mogelijk te maken. Alleen dan ontstaat innovatie – en daarmee welvaart – die op lange termijn standhoudt. Nieuwsgierigheid en creativiteit moeten de stuwende krachten zijn in wetenschappelijk onderzoek, maar om maatschappelijke relevantie te waarborgen kan (kennis)behoefte een sturende rol spelen. Het is de taak van de overheid om er met ruime investeringen voor te zorgen dat zo min mogelijk financiële belemmeringen bestaan voor onderzoek en innovatie.
3.2.2. Kennisvalorisatie versus fundamenteel onderzoek
Exploitatie van economisch interessante vindingen leidt tot welvaart en welzijn. Een te grote nadruk op toegepaste wetenschap kan echter nadelige gevolgen hebben voor fundamenteel onderzoek en wetenschappelijke onafhankelijkheid.
De Jonge Democraten pleiten voor een zo groot mogelijke inhoudelijke vrijheid van de wetenschap ten opzichte van het bedrijfsleven. Omdat voor de aanpak van maatschappelijke problemen een veelomvattende wetenschap nodig is, moet de thematische en generieke sturing vanuit de overheid of het bedrijfsleven breed blijven. Sturing op maatschappelijke aansluiting is wel aan te moedigen. Het blijft echter aan onderzoekers om te bepalen waar zij hun onderzoek op richten.
Een hoge prioriteit van de wetenschappelijke sector moet liggen bij integriteit. Perverse prikkels en overmatige sturing van commerciële partijen moeten worden vermeden en een zorgvuldige aanpak van fraude (onder andere door middel van een klachtenregeling) moet worden nagestreefd.
Daarnaast moet in het bachelor- en masteronderwijs voldoende aandacht besteed worden aan vraagstukken rondom wetenschappelijke integriteit, zodat jonge academici hiermee vertrouwd raken en dit een integraal onderdeel wordt van hun wetenschapsoefening.
Bij een te sterke nadruk op kennisvalorisatie kan het gevaar optreden dat onderwerpen in de meer fundamentele hoek van de wetenschap onderbelicht raken, omdat dergelijke onderwerpen niet direct winstgevend lijken. De Jonge Democraten benadrukken echter dat dit soort projecten juist op lange termijn erg belangrijk kunnen blijken. Een gezonde balans tussen fundamenteel en toegepast onderzoek is essentieel.
Het bedrijfsleven is vooral toegespitst op toegepaste projecten, die vaak op korte termijn winstgevend zijn. Zorgvuldige investeringen in R&D (Research & Development) kunnen eraan bijdragen onnodige afhankelijkheid van het bedrijfsleven ten opzichte van (publieke) wetenschapsinstellingen te beperken.
3.2.3. Zichtbaarheid in de maatschappij
De wetenschap is bij uitstek een sector waarin investeringen zich vaak pas op langere termijn terugbetalen of zelfs niet duidelijk in de maatschappij terug te zijn te zien. Opbrengsten zijn vooral op macro-economisch niveau vaak omvangrijk en vertakt, waardoor het lastig kan zijn het langetermijnrendement van kennisinvesteringen precies aan te tonen.
Omdat een groot deel van de wetenschap publiek gefinancierd is, pleiten de Jonge Democraten ervoor dat de opbrengsten van publieke kennisinvesteringen te allen tijde zo zichtbaar mogelijk worden gemaakt door overheidsinstellingen als het Centraal Planbureau. Met dat inzicht wordt niet alleen duidelijker wat de economische invloed van wetenschap is, maar ook welke investeringen nodig zijn op welke plek.
De Jonge Democraten achten het daarom noodzakelijk dat de maatschappelijke zichtbaarheid van wetenschap bevorderd wordt. Naast consequent het debat aan te gaan, binnen en buiten de universiteit, moeten verschillende vormen van laagdrempelige communicatie in het onderwijs of populaire media mogelijk gemaakt worden door universiteiten en andere financiële instellingen. Wel moet hierbij in acht worden genomen dat het takenpakket van wetenschappelijk personeel veelal erg divers is en vaak bestaat uit onderwijs, onderzoek en bestuurlijke werkzaamheden. Universiteiten moeten er daarom voor zorgen dat het takenpakket met toevoeging van maatschappelijke taken niet te hoog oploopt en beleid ontwikkelen die meer variatie en een balans in deze werkzaamheden toestaat.
3.2.4. Open access
Innovatie en nieuwe ideeën kunnen gestimuleerd worden wanneer resultaten van onderzoek gemakkelijk te raadplegen zijn. Gratis datatoegang (open access) en hoge transparantie moeten daarom streefwaarden zijn in een wereld waar informatieoverdracht en dataverkeer een steeds belangrijker rol spelen.
Daarnaast is het van belang dat wetenschappers (en studenten) samenwerkingsverbanden aangaan en dat concurrentieposities geen belemmerende maar een stimulerende werking hebben. Daarvoor is inzicht in elkaars werk nodig en kan open access een grote rol spelen. Ook bevordert open access de zichtbaarheid van wetenschap in de maatschappij en maakt het praktische toepassingen van wetenschappelijk onderzoek mogelijk op een manier die niet afdoet aan de vrijheid van de wetenschap.
3.2.5. Verlaging werkdruk en aantrekken jong talent
Het is van belang te hoge werkdruk van wetenschappelijk personeel waar mogelijk te vermijden en te bestrijden. Hierdoor wordt onder andere meer jong talent aangetrokken in de wetenschappelijke sector. Publicatie- en prestatiedruk mogen geen afschrikkende factoren zijn voor studenten om een promotietraject te kiezen. Daarnaast kan deze kwantiteitsdruk afdoen aan de kwaliteit en breedheid van onderzoek. De kwantiteit van publicaties mag geen beoordelingscriterium zijn van onderzoeksevaluaties. Criteria waarop wel beoordeeld moet worden zijn onder andere wetenschappelijke kwaliteit en toekomstbestendigheid en kan het best worden uitgevoerd door peer reviewing.
Een sterke link tussen onderwijs en onderzoek is van groot belang. Deze begint al vanaf een jonge leeftijd: kinderen moeten gestimuleerd worden zich nieuwsgierigheid, creativiteit en een onderzoekende houding eigen te maken, waardoor ze in een later stadium snel thuis zijn in een academische omgeving. Ook is het belangrijk promovendi en andere beginnende onderzoekers goede begeleiding en voorlichting te bieden, alsmede een goede arbeidsrechtelijke positie. De status van de promovendus als werknemer is belangrijk voor het aantrekken van nieuw talent enerzijds, en het rechtvaardig belonen van hun inspanningen anderzijds. De Jonge Democraten achten een systeem waarin promovendi als studenten in plaats van werknemers worden beschouwd daarom onwenselijk.
3.2.6. Internationalisering
Door toenemende globalisering en de complexe, mondiale uitdagingen die daarmee gepaard gaan, is het meer dan nodig dat internationale samenwerkingsverbanden ten volste worden benut en gestimuleerd. Daarnaast moeten Europese en mondiale uitwisselingsprojecten mogelijk en toegankelijk zijn. Het delen van kennis moet een speerpunt zijn van onderzoekers en overheden zodat vraagstukken als klimaatverandering, immigratie en oorlog in internationale samenwerkingsverbanden kunnen worden aangepakt.
Deze internationalisering is ook van invloed op de concurrentiepositie van Nederland in de wereld. Deze kan worden bevorderd door talent en expertise ruimte te bieden en te investeren in onderwijs en wetenschap, zodat organisaties en bedrijven zich in Nederland gaan vestigen.
3.3. Tot slot
Met een passend, flexibel en kwalitatief hoogwaardig onderwijssysteem, de allerbeste docenten voor de klas en brede extracurriculaire ontwikkelingsmogelijkheden als speerpunten dragen de Jonge Democraten een visie uit waarin elk kind dezelfde kansen gegeven wordt om succesvol te worden; op welke manier hij of zij dat woord dan ook interpreteert. Het aantrekken van jong talent naar de academische wereld, wetenschappelijke vrijheid en het nastreven van nationale en internationale samenwerkingsverbanden zijn daarnaast de streefwaarden waarmee Nederland over de lange termijn toekomstbestendig gemaakt kan worden.