Economie
Nederland is een rijk land. Onze welvaart financiert het collectieve welzijn van onze samenleving. Geld dat vloeit naar onderwijs, gezondheidszorg en het sociaal stelsel biedt mensen ontplooiingskansen en vergroot de individuele keuzevrijheid.
De Jonge Democraten staan voor een duurzame economische groei, welvaart en welzijn, nu en in de toekomst. Ontwikkelingen volgen elkaar steeds sneller op en de overheid zal hier flexibel op in moeten spelen om onverwachte economische schokken op te vangen. De Jonge Democraten zien een toekomst waarin mensen sneller en vaker van baan veranderen. Het is een toekomst waarin mensen een leven lang leren en een leven lang kansen voor zichzelf creëren. Een toekomst waarin mensen langer doorwerken. Het is een toekomst waarin Europese landen elkaars groei stimuleren. Nederland heeft in die toekomst een internationaal concurrentievoordeel doordat ze in staat is keuzes te maken, zich aan veranderingen kan aanpassen en op een selectief aantal gebieden kan excelleren.
Om die toekomst te kunnen garanderen moeten er vandaag duidelijke economische keuzes worden gemaakt en dient de huidige generatie verantwoordelijkheid te nemen voor de volgende. De Jonge Democraten staan voor een economisch beleid dat kansen biedt om het individuele welzijn via welvaartscreatie te vergroten en zo min mogelijk belemmeringen opwerpt voor werknemers, werkgevers en burgers. Welvaart wordt gegenereerd door sterk in te zetten op innovatie, onderwijs, ondernemerschap en arbeidsproductiviteit. De welvaart wordt vervolgens op de belangrijkste punten verdeeld in de arbeidsmarkt, de woningmarkt en enkele publieke sectoren. De rol die de overheid heeft in dit proces is die van marktmeester.
4.1. Markt, overheid en het creëren van welvaart
De basis voor de economie is een goed gereguleerde markt waarin iedereen deel kan nemen. De overheid speelt een faciliterende rol en treedt op als marktmeester. Daarnaast dient de overheid publieke en private innovatie te bevorderen zodat Nederland niet alleen nu maar ook in de toekomst concurrerend blijft op de wereldmarkt.
4.1.1. De overheid
De Jonge Democraten zijn van mening dat het Nederlandse welvaartsniveau een aantal rechten met zich meebrengt. Elke burger heeft recht op gezondheidszorg, ouderenzorg, rechtsbijstand, voldoende middelen om te eten en woonruimte. Het uitgangspunt van de overheid is het creëren van kansen. Daarmee ligt de eerste verantwoordelijkheid voor basisbehoeften bij het individu. Wanneer door externe factoren als ziekte een individu niet meer in staat is voor zichzelf te zorgen, bestaat de collectieve verantwoordelijkheid dit op te vangen. Dit is een belangrijk herverdelingsmechanisme in de Nederlandse economie. Daarnaast stimuleert het de economie doordat het in hoge mate de oorzaak is van de stabiliteit in Nederland. Ook zijn er zaken die op dit moment onderdeel zijn van collectieve regelingen, zoals de verzekering van ouderdomskwalen, die bij een normale levensloop voorvallen. Voor deze zaken dient men, in het licht van zorgkostenbeheersing, onderzoek te doen naar alternatieven in de private verzekeringssfeer.
4.1.2. De markt
Een goedwerkende markt is een essentieel onderdeel van de samenleving. Het biedt het bedrijfsleven kansen, de overheid een efficiënte oplossing en de burger voordeel in de vorm van lagere prijzen, verhoogde kwaliteit en meer keuzemogelijkheden. Individuele partijen hebben in hun zoektocht naar het creëren van waarde baat bij het verstoren van de marktsymmetrie. Om het proces goed te laten verlopen is daarom een marktmeester nodig. De overheid dient de rol van marktmeester op zich te nemen. In deze rol dient de overheid zich te focussen op het invoeren van (kwaliteits-)eisen en het toezicht houden hierop, effectief mededigingsbeleid om gezonde concurrentie te waarborgen, het wegnemen van entreebarrières, en het wegnemen van informatieasymmetrie door het bevorderen van transparantie. Men dient hierbij nadrukkelijk te waken voor waardevernietiging veroorzaakt door te hoge regeldruk en te letten op de internationale concurrentiepositie van Nederland.
4.1.3. Innovatie
De Jonge Democraten vinden dat we moeten voorkomen dat het comfort dat welvaart ons biedt ons lui maakt. Door te blijven investeren in onderzoek en het stimuleren van productontwikkeling creëren we voor Nederland kansen op snelle groei,die noodzakelijk is voor (het behoud van) ons welvaartsniveau. Sterker nog, cijfers wijzen uit dat innovatie leidt een significant hogere omzetgroei en een hogere werkgelegenheid. Helaas is Nederland tot nog toe niet in staat geweest innovatie in groei om te zetten: Nederland zakt op het Europese Innovation Scoreboard.
Het fundament voor economische groei is in Nederland aanwezig: kennis. Kennis is onze belangrijkste grondstof maar wordt te beperkt benut. De Jonge Democraten pleiten voor meer kennisvalorisatie in de vorm van vertaling van ontwikkelde kennis in economische bedrijvigheid. De capaciteit om kennis snel en effectief om te zetten in economische waarde wordt een steeds belangrijkere bron van competitief voordeel. Om op de lange termijn concurrerend te blijven moet Nederland naast deze incrementele innovatie hoog inzetten op fundamenteel onderzoek in zowel de exacte als de sociale wetenschappen. De spin-offs die dit onderzoek op zal leveren vormen het kenniskapitaal van de toekomst.
Kennisvalorisatie dient daarom een kerntaak te worden binnen het hoger onderwijs. Een bewezen mechanisme is het samenbrengen van universiteiten en bedrijven in kennisparken. Een voorbeeld hiervan is brainport Eindhoven, waar meer dan 50% van de Nederlandse patenten vandaag de dag vandaan komen. De overheid dient daarom publiek-private samenwerkingsverbanden en samenwerking tussen kennisinstituten en bedrijven te stimuleren. De knowledge spillovers die hier plaatsvinden, creëren een positieve opwaartse spiraal, omdat bedrijven en onderwijsinstellingen van elkaar profiteren. Het competitieve voordeel van dit soort samenwerkingsverbanden zal binnen sectors herkend worden, waardoor kennisdeling weer verder wordt gestimuleerd.
Ten tweede moet Nederland innovatie actief stimuleren. Dit doet de overheid door een generiek technologiebeleid te voeren. Het beleid wat betreft innovatie is voor de hele markt hetzelfde. Op deze manier worden tegengestelde belangen en prikkels overbrugd. Elk bedrijf, ongeacht de sector, krijgt extra belastingvoordelen over de investeringen in R&D. Dit draagt sterk bij aan incrementele innovaties en dan vooral bij grote bedrijven. Om radicale innovaties te bevorderen (die vaak vanuit het MKB komen) is het noodzakelijk om de innovatievouchers te herintroduceren. Bij een radicale innovatie kan een bedrijf dan aan het benodigde kapitaal komen om de innovatie verder te ontwikkelen en op de markt te brengen.
De nadruk ligt op het woord investering. Investeringen in R&D bedragen in Nederland 0,8% van het BBP. In landen die hoog staan op het Innovation Scoreboard wordt significant meer geïnvesteerd. Om niet achterop te raken, maar juist te excelleren, moet Nederland minimaal 2% van het BBP investeren in R&D. Innovatie moet niet gezien worden als een kostenpost waarop op korte termijn bezuinigd kan worden. Innovatie levert op de lange termijn veel meer op en draagt daarmee sterk bij aan economische en sociale welvaart.
De overheid dient daarnaast zelf het goede voorbeeld te geven door innovatie een vaste overweging te maken bij overheidsaanbestedingen. Dit kan door meerdere bedrijven te laten concurreren om opdrachten van de overheid. De overheid kan hen hierbij ondersteunen door gefaseerde subsidies en zo het risico beperken. Dit leidt tot innovatieve oplossingen waar samenleving, bedrijfsleven en de overheid zelf van profiteren.
Als laatste moet de overheid opnieuw een Innovatieplatform opzetten. Deze dient echter niet afhankelijk te zijn van kabinetsperioden. Innovatie is immers de motor van onze economie. Het is daarom nodig dat deze motor niet steeds opnieuw gestart moet worden. De gevolgde koers dient vervolgens afgerekend te worden op indicatoren van kennisvalorisatie. Dus niet zozeer op aantal patentaanvragen maar wel het aantal patenten dat vermarkt is. Waarbij de focus ligt op opbrengsten van innovatie. Een positieve innovatieprikkel geeft bedrijven de stimulans om zelf meer te investeren in innovatief onderzoek.
4.1.4. Ondernemerschap
Ondernemerschap met MKB in het bijzonder, is een essentiële bouwsteen van de Nederlandse economie. Ondernemers zijn de mensen die kennis omzetten in economisch potentieel, wat gepaard gaat met vallen en opstaan. In een gunstig ondernemersklimaat dragen innovatieve ideeën van ondernemers bij aan economische groei.
Het starten van een onderneming is lastig, zowel door regulerende als financiële beperkingen. Om de markt zo optimaal mogelijk te laten werken, moeten toetredingsbarrières worden verminderd.
Financiële beperkingen kunnen voor startende ondernemers tijdelijk worden versoepeld om ze een vliegende start te geven. Voor startende ondernemers moeten fiscaal gunstige regelingen bestaan, bijvoorbeeld dat zij een jaar uitstel krijgen voor het betalen van de eerste belastingen.
4.2. Belastingstelsel
Een goed werkend belastingstelsel is noodzakelijk voor het functioneren van de overheid, publieke diensten en de markt. De Jonge Democraten willen een zo simpel en efficiënt mogelijk belastingstelsel. Hierin vinden de Jonge Democraten de volgende uitgangspunten van belang: het efficiëntiebeginsel, het draagkrachtbeginsel, het profijtbeginsel en het principe van de vervuiler betaalt. Belastingprikkels in een stelsel zijn effectief, maar moeten niet te pas en te onpas worden ingezet. Geld rondpompen moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarom willen de Jonge Democraten aftrekposten en toeslagen beperken. Daar moet een gebruiksvriendelijker en tegelijkertijd robuuster belastingstelsel voor in de plaats komen met minder kans op fouten en fraude. Bovendien vinden de Jonge Democraten dat indien de kosten van het heffen van een belasting hoger liggen dan de opbrengsten van een belasting, er een breed gedragen maatschappelijk nut moet zijn.
4.2.1. Centralisering en belastingzekerheid
De Jonge Democraten staan centralisering van de belastinginning voor. Door één organisatie verantwoordelijk te maken, heeft de burger nog contact met slechts één belastinginstantie. Lokale overheden zullen via de nationale belastingdienst hun belastingen moeten gaan heffen waarbij lokaal belastingbeleid mogelijk blijft. Dit maakt het verrekenen van belastingen mogelijk en zorgt voor efficiëntie in de uitvoeringskosten. Belastingzekerheid voor de belastingbetaler moet zo ver mogelijk worden doorgevoerd. Belastingen die jaarlijks veranderen dragen bij aan onzekerheden over belastingen en dienen te worden voorkomen.
4.2.2. Transparantie en privacy
De Jonge Democraten willen dat de belastingdienst zo transparant mogelijk is, bijvoorbeeld over de belastingdruk en de uitvoeringskosten. De complexiteit van belastingen zou zodanig moeten worden verminderd dat iedereen een goed overzicht heeft van alle regelingen. Het mag niet zo zijn dat een Nederlandse burger te veel belasting betaalt doordat het belastingstelsel te complex is. Een proactieve communicatiestrategie naar de belastingplichtige over mogelijke voordelen kan deze complexiteit verminderen. De belastingdienst heeft veel gevoelige privé-informatie tot zijn beschikking. Met deze informatie moet volgens de Jonge Democraten, met inachtneming van het algemeen en individueel belang, behoudend worden omgegaan. Een privacytoetsing voorafgaand aan de toekenning van nieuwe bevoegdheden is noodzakelijk.
4.2.3. Europees verband
De Jonge Democraten streven naar zo veel mogelijk Europese uniformiteit in belastingen en tarieven. Minder stelselverschillen zorgen voor minder belastingontwijking. Voorbeelden van zaken waar meer uniformiteit mogelijk is zijn de btw, vennootschapsbelasting en accijnzen. In Europees verband kan er verder gewerkt worden aan vrij verkeer van goederen door het gelijktrekken van de wijze van het heffen van wegenbelasting en brandstofaccijnzen.
4.2.4. Externaliteiten
Bovenop de btw zal er een focus moeten komen op het belasten van negatieve maatschappelijke effecten of externaliteiten. Externaliteiten zijn in dit geval de niet-gecompenseerde kosten of geleden schade voor de maatschappij als gevolg van een individuele economische activiteit.
4.2.5. Vermogensbelasting
De belastingdruk op inkomsten uit vermogen is niet progressief. De Jonge Democraten pleiten daarom voor een progressieve vermogensrendementsheffing met een hoger vrijgesteld vermogen.
4.2.6. Werken moet lonen
Werken moet altijd lonen en daarom streven de Jonge Democraten naar een minder grote belastingdruk op arbeid. De loonschijven zijn een goede basis, maar de spreiding van de schijven is uit balans. Het uiteindelijke doel is lastenverschuiving van arbeid naar vermogen, vervuiling en consumptie.
4.2.7. Eigen en vreemd vermogen
De Jonge Democraten vinden de fiscaal aantrekkelijke behandeling van vreemd vermogen ten opzichte van eigen vermogen ongewenst. Die verschillende behandelingen verleiden particulieren en ondernemers ertoe om hun woning of bedrijf met vreemd vermogen in plaats van eigen vermogen te financieren. Dat veroorzaakt economische instabiliteit en maakt Nederland te gevoelig voor het tij van de wereldeconomie. Wij pleiten er dan ook voor om de fiscale regels voor eigen en vreemd vermogen dichter bij elkaar te brengen.
4.3. Arbeidsmarkt
De Nederlandse economie wordt dynamischer: de arbeidsmarkt is aan grote veranderingen onderhevig en wordt steeds flexibeler. De overheid dient de nodige ruimte te bieden aan bedrijven om wendbaar te blijven, maar dient tegelijkertijd ook te waken voor groepen die door deze ontwikkelingen buitenspel dreigen te raken. In een flexibele arbeidsmarkt is het des te belangrijker dat deze groepen zo goed mogelijk worden opgevangen, en zo effectief mogelijk worden begeleid naar nieuw werk. De Jonge Democraten zien graag een goed doorstromende en wendbare arbeidsmarkt waarin iedereen de kans heeft op een inkomen, in plaats van een arbeidsmarkt waarin een kleine groep complete vastigheid heeft, terwijl een grote groep mensen hierdoor aan de kant staat.
4.3.1. Het vaste contract
Werknemers krijgen steeds minder snel een vast contract aangeboden. Een belangrijke oorzaak hiervan is het financiële risico voor de werkgever. Toch zijn vaste contracten voor zowel werkgever als werknemer wenselijk. Voor de werknemer is zekerheid van belang, terwijl de werkgever – zeker in het MKB – hecht aan een goede band met de werknemer. Tevens heeft de (bedrijfs)specifieke werkervaring die de werknemer opbouwt een positief effect op de arbeidsproductiviteit, waardoor het vaste contract ook grote waarde voor de werkgever kan hebben.
Doorbetaling bij ziekte
Onder de huidige regelgeving moet de werkgever de werknemer twee jaar doorbetalen bij ziekte. De Jonge Democraten vinden deze periode te lang. Deze termijn levert een groot risico op voor kleine ondernemers en is daardoor dé reden dat werknemers steeds minder makkelijk een vast contract aangeboden krijgen. Deze regeling is extra schadelijk voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt zoals bijvoorbeeld 50+’ers, omdat bij deze groep het risico op ziekte relatief hoog is. De regeling doorbetaling bij ziekte is bedacht om werkgevers een prikkel te geven om hun werknemers gezond te houden en verzuim te voorkomen. De regeling heeft op macroniveau het positieve effect dat er hierdoor minder ziekteverzuim plaatsvindt, wat goed is voor werkgevers én werknemers. Daarom vinden de Jonge Democraten dat het volledig afschaffen van doorbetaling bij ziekte niet wenselijk is. Toch is de periode van twee jaar buitenproportioneel lang, en blijkt de duur van de periode een hoge drempel voor werkgevers om mensen in vaste dienst te nemen. Hierom pleiten de Jonge Democraten voor het verkorten van de termijn waarop loon moet worden doorbetaald bij ziekte naar 12 maanden.
Ontslagrecht
De afgelopen jaren is er rond het ontslagrecht veel veranderd. In de praktijk ziet men echter nog wel dat werkgevers vaak nog veel hinder ondervinden in het ontslagproces. Ondanks die moeilijkheden zijn de Jonge Democraten van mening dat er ruimte en tijd moet worden gegeven aan deze veranderingen om hun impact te kunnen hebben. Daarom is het belangrijk dat het ontslagrecht voorlopig zo veel mogelijk ongemoeid blijft. De Jonge Democraten zijn van mening dat de opbouw van de transitievergoedingen gelijkmatig moet plaatsvinden; elk jaar wordt eenzelfde bedrag opgebouwd.
Anciënniteit
Anciënniteit staat voor het aantal dienstjaren en de daaraan verbonden voordelen van de werknemer. In de regel komt het erop neer dat naarmate een werknemer langer in dienst is, het loon meestijgt. Doordat mensen die langer in dienst zijn productiever worden zit er een economische logica achter dit mechanisme. Om die reden wordt de loonstijging in veel ’cao’s verbonden aan het aantal dienstjaren. Het is echter vreemd dat het loon – tot aan het pensioen – continu blijft toenemen, terwijl eenzelfde stijging niet voor de arbeidsproductiviteit geldt. Daarom zijn de Jonge Democraten van mening dat werknemers niet enkel op basis van anciënniteit, maar met name op basis van productiviteit beloond moeten worden.
4.3.2. Flexibel werken
Het flexibele contract in zijn huidige vorm heeft als negatief effect dat veel flexwerkers na 2 jaar worden vervangen door een andere flexwerker, terwijl een voortzetting van het contract zowel voor de werknemer als werkgever te verkiezen was geweest. Deze banencarrousel die een bepaalde groep flexwerkers nu moet ondergaan moet een halt worden toegeroepen. Hiertoe willen de Jonge Democraten de tijdelijke contracten van aard veranderen, waardoor een lang flexibel verband mogelijk is dat ook meer zekerheid voor de werknemer zal bieden. De Jonge Democraten willen dat tijdelijke contracten een oplopende minimale contractduur gaan krijgen. Voor contracten onder de 2 jaar gaat dit betekenen dat bij een contractverlenging de contractduur het dubbele van het voorgaande contract moet zijn. Ter illustratie: bij een contract van zes maanden, moet het opvolgende contract minimaal 1 jaar duren, terwijl het hieropvolgende contract 2 jaar zal moeten duren. Hierboven zal de contractduur telkens met minimaal 1 jaar op moeten lopen. De volgende 2 contracten in deze serie zullen dus respectievelijk 3 en 4 jaar gaan duren.
Hiernaast moet er voor flexwerkers een verplicht scholingspotje komen. Werkgevers worden op die manier geprikkeld om ook te investeren in haar ‘flexwerkers’. Dit leidt tot meer kansen voor de flexwerkers en vergroot de groei van de Nederlandse arbeidsproductiviteit. Daarom dienen werkgevers een bijdrage in een individueel scholingspotje te deponeren, dat ter beschikking van de werknemer komt. De werknemer kan het gespaarde bedrag gebruiken voor opleidingen en het scholingspotje wordt overgedragen na afloop van het dienstverband. Mocht het tijdelijk contract echter worden omgezet in een vast contract dan wordt de bestemming van het scholingspotje in overleg bepaald tussen werknemer en werkgever. Dit zal een dubbele prikkel geven voor de werkgever om mensen in vaste dienst te nemen.
4.3.3. ZZP
Zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers) moeten de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen als innovator en/of ondernemer. Momenteel is er een knelpunt met betrekking tot schijnzelfstandigheid en bestaat er het risico dat ZZP’ers zonder verzekering arbeidsongeschikt en/of langdurig ziek kunnen worden. Een belangrijke oorzaak van deze schijnzelfstandigheid is het verschil in kosten met werknemers, door premieheffingen en aftrekposten. De Jonge Democraten vinden daarom dat ZZP’ers zich verplicht moeten verzekeren voor langdurige ziekte en arbeidsongeschiktheid. Een verplichte minimumverzekering kan door het UWV worden aangeboden, maar aanvullende verzekeringen zullen op de vrije markt te verkrijgen zijn. Van belang voor deze verzekering is dat er een nader te bepalen eigen risico voor ZZP’ers in deze verzekering komt, zodat de risicoanalyse voor ondernemerschap ook gedeeltelijk bij de ZZP’er ligt. Daarnaast zijn de Jonge Democraten, zoals in de sectie Pensioenen staat genoemd, ook voorstander van verplichte pensioenopbouw voor ZZP’ers. Tot slot is het voor een volledig gelijkwaardige concurrentie tussen ZZP’ers en werknemers ook noodzakelijk om de fiscale verschillen tussen werknemers en ZZP’ers op te heffen. Daarom is de JD voorstander van het afschaffen van de zelfstandigenaftrek. Samen gaan deze maatregelen schijnzelfstandigheid tegen, doordat de concurrentie op sociale zekerheid met reguliere werknemers wordt uitgebannen. Een ‘Race to the bottom’ die ten koste gaat van de volksgezondheid is uitermate onwenselijk.
4.3.4. Sociale zekerheid
Niet iedereen kan participeren op de arbeidsmarkt. Daar zijn verschillende redenen voor, zoals een mismatch tussen vraag en aanbod, arbeidsongeschiktheid, of andere barrières. Het is de taak van de overheid om een sociaal vangnet te bieden aan mensen die buitenspel komen te staan in het arbeidsproces. In een flexibele arbeidsmarkt is het des te belangrijker dat mensen die niet mee kunnen komen goed worden opgevangen en effectief worden begeleid naar nieuw werk. Hierin is het belangrijk dat het UWV mensen kansen biedt om weer mee te doen. De Jonge Democraten geloven in de intrinsieke motivatie en de kracht van het individu. Daarom moet het UWV van een dwingende naar een faciliterende rol. Dit betekent dat het UWV werklozen minder op de huid moet zitten en zich meer moet focussen op loopbaanbegeleiding voor mensen die hier behoefte aan hebben. De Jonge Democraten zijn ook tegen een sollicitatieplicht. De sollicitatieplicht is niet effectief gebleken en alloceert tijd en energie op een inefficiënte manier. De inzet op loopbaancoaches en sollicitatiecursussen zorgt voor een effectieve toeleiding van gemotiveerde sollicitanten naar de juiste banen.
4.3.5. Scholing
De Jonge Democraten zijn zich bewust van een horizontale mismatch op de arbeidsmarkt. Enerzijds zitten veel mensen thuis met weinig uitzicht op een baan, anderzijds zijn er in bepaalde sectoren tekorten aan geschoold personeel. Om mensen de kans te geven structureel uit de bijstand te komen, pleiten de Jonge Democraten voor de mogelijkheid tot omscholing met behoud van uitkering en toeslagen. Het rijk kan inspringen in de financiering van de uitkering voor deze groep om gemeenten te ondersteunen op dit gebied.
De Jonge Democraten willen mensen de mogelijkheid bieden de kosten van de opleiding te financieren met een lening vergelijkbaar met het huidige studieleenstelsel en/of het al bestaande systeem van scholingsvouchers. Deze financiering zal alleen beschikbaar gesteld worden voor opleidingen tot beroepen met een langdurig arbeidsmarktperspectief.
4.3.6. Toekomst van de arbeidsmarkt
Digitalisering neemt sterk toe. Dit biedt veel voordelen: het maakt taken makkelijker en efficiënter. Echter zitten er ook nadelen aan digitalisering. Zo verdwijnen er steeds meer banen. Niet alleen banen voor lager opgeleiden raken in de verdringing, maar ook veel banen voor de middenklasse komen onder druk te staan. De Jonge Democraten verwachten dat deze tendens zich in de toekomst zal voortzetten en uitbreiden. Men moet zich ervan bewust zijn dat er een reële kans is dat in de toekomst een deel van de banen zal verdwijnen. Niet altijd zullen daar evenveel nieuwe banen voor in de plaats komen. Om een duurzame, toekomstbestendige samenleving te garanderen is het belangrijk om op deze tendens in te spelen. Er moet voorkomen worden dat lager- en middenopgeleiden aan de kant komen te staan. Volgens de Jonge Democraten zal het invoeren van een negatieve inkomstenbelasting in deze situatie uitkomst bieden. Een negatieve inkomstenbelasting draagt tegelijkertijd ook bij aan een versimpeling van ons belastingsysteem, dat op dit moment een wirwar is van toeslagen, subsidies en kortingen. Zo maakt de negatieve inkomstenbelasting de AOW en heffingskortingen overbodig. Daarnaast garandeert dit systeem dat elke stijging van iemands bruto-inkomen ook leidt tot een stijging van het netto-inkomen. Daarmee bestrijdt een negatieve inkomstenbelasting perverse prikkels die zorgen voor de armoedeval.
4.4. Pensioenen
De Jonge Democraten pleiten voor een hervorming van het Nederlandse pensioenstelsel. Het huidige stelsel is aan vervanging toe, omdat het onvoldoende toekomstbestendig is, jongere generaties benadeelt, en weinig ruimte laat tot individuele keuzevrijheid. De voorgestelde hervorming van het pensioenstelsel respecteert de verschillende carrières en voorkeuren van Nederlanders, professionaliseert de fondsen en wendt toekomstige discussies over rekenrentes en generatieconflicten af. En dit alles zonder dat het afbreuk doet aan de voordelen van de huidige drie-pijler structuur en collectiviteit.
Het is voor iedereen van belang dat er voldoende gespaard wordt voor de jaren na pensionering. Daarom dient sparen voor aanvullend pensioen voor iedere werknemer verplicht te worden. ZZP’ers vallen ook onder deze spaarverplichting en kunnen dus ook gebruikmaken van de voordelen die een pensioenfonds biedt. De overheid zal één uniforme pensioenpremie vaststellen, waardoor pensioenen niet meer in cao’s zullen voorkomen. Het is voor de Jonge Democraten belangrijk dat werknemers zelf een pensioenfonds kunnen kiezen. Het aantal pensioenfondsen zal door concurrentie en strenge toetredingsregels afnemen, waardoor schaalvoordelen ontstaan. Naast de vrije pensioenfondskeuze kunnen werknemers aangeven welk risicoprofiel ze prefereren. Wanneer een werknemer niet het gewenste risiconiveau doorgeeft, zal het risicoprofiel van de beleggingen automatisch afnemen naarmate de leeftijd van de ingezetene toeneemt. Om ervoor te zorgen dat pensioenfondsen de ingelegde premies verantwoord en op lange termijn gericht kunnen beleggen, kunnen deelnemers per drie jaar maximaal één keer van pensioenfonds veranderen. Daarnaast moet er een maximumniveau komen voor kosten per ingelegde euro pensioenpremie, zodat deze maximaal wordt benut ten behoeve van de deelnemer.
De Jonge Democraten streven naar een onafhankelijk, professioneel en vakkundig pensioenbestuur. De pensioenfondsen zullen niet meer gerund worden door de vakbonden, maar door het fonds zelf aangesteld bestuur. DNB zal de deskundigheid van de bestuurders grondiger testen alvorens deze een vergunning krijgen en ook toezien op verantwoord financieel beleid.
De Jonge Democraten onderschrijven dat er winst behaald kan worden door collectief te beleggen. Echter, iedereen heeft het volledige eigendomsrecht over zijn eigen ingelegde pensioenpremie (individueel kapitaal gedekt). Er worden geen gelden meer onttrokken en er vindt niet langer herverdeling plaats tussen generaties. Ook de doorsneepremie, het procentueel evenveel inleggen maar minder opbouwen door jongeren, wordt afgeschaft door het opbouwpercentage van jongeren evenredig te maken aan de reële waarde van de inleg over tijd.
4.5. Woningmarkt
De Jonge Democraten vinden dat ieder huishouden in Nederland recht heeft op een in technisch goede staat verkerende woning. Het beleid van de overheid dient zich te richten op het creëren van een duurzaam en passend woningaanbod dat zowel aan de kwalitatieve als kwantitatieve vraag voldoet. Burgers moeten zoveel mogelijk keuzevrijheid hebben over de plek waar zij zich wensen te vestigen en over het soort woning waarin zij willen wonen. Om deze keuzevrijheid te waarborgen dient de overheid alternatieve vormen van wonen niet te belemmeren. Denk hierbij aan wonen in een woongemeenschap, op een woonboot of in een verplaatsbare woning.
De Jonge Democraten streven naar een evenwichtige verdeling wat betreft woningaanbod. Negentig procent van het woningaanbod bestaat uit koop- en sociale huurwoningen. Er is een tekort aan huurwoningen in de vrije sector. De groep die net meer dan de inkomensgrens voor sociale huur verdient komt hierdoor in de problemen. Deze huishoudens hebben vaak een te hoog inkomen voor een sociale huurwoning, maar een te laag inkomen voor een hypotheek of moeilijk toegang tot de vrije sector. Door dit tekort in de vrije huursector wordt doorstroming belemmert en ontstaat er scheefwonen. Dit zijn mensen in een sociale huurwoning die meer verdienen dan de maximale inkomensgrens.
De disbalans in het woningaanbod wordt voor een groot deel door de overheid zelf in stand gehouden. Enerzijds wordt aan de hand van de hypotheekrenteaftrek de koopsector kunstmatig ondersteund met tot gevolg een prijsopdrijvend effect. Anderzijds ondersteunt de overheid via huurregulering de sociale huursector. De overheid dient zich daarom terughoudender op te stellen in de koopmarkt en de sociale huursector, ten gunste van de vrije huursector. Om de woningmarkt dusdanig te laten functioneren dat iedereen een passende woning kan vinden, dient er hervormd te worden in alle drie de subsectoren.
4.5.1. Koopmarkt
Een goed functionerende koopmarkt is volgens de Jonge Democraten vooral een stabiele markt waarin woningen waardevast blijven en niet almaar duurder worden. De Jonge Democraten zien de voordelen van het eigen woningbezit, maar willen dit niet koste wat kost stimuleren. De hypotheekrenteaftrek zorgt ervoor dat aflossen van schuld minder voordelig is en werkt prijsopdrijvend. De Jonge Democraten vinden dat aflossen weer de norm moet worden en hekelen het rondpompen van geld.
De fiscale aftrek van de hypotheekrente dient dan ook volledig te worden afgeschaft. Het geld dat hierdoor vrijkomt dient te worden gebruikt om de overdrachtsbelasting bij verkoop van een woning te verlagen en het eigenwoningforfait af te schaffen. Om de woningvoorraad versneld te verduurzamen willen de Jonge Democraten deze investeringen wél fiscaal bevoordelen.
Om het risico voor degene die de hypotheek aangaat te beperken pleiten de Jonge Democraten op termijn voor een maximale ‘Loan to Value’ van 90%. Dit betekent dat maximaal 90% van de woningwaarde gefinancierd kan worden met een hypotheek. Dit is alleen realistisch indien er een substantieel groter aanbod is in de vrije huursector.
4.5.2. Sociale huursector
De Jonge Democraten vinden dat het de taak is van de overheid om ervoor te zorgen dat mensen met een laag inkomen of een moeilijke sociale positie van goede huisvesting worden voorzien. Verder stellen de Jonge Democraten voor om het OZB-stelsel te hervormen. Het OZB-tarief is momenteel gebaseerd op de woningwaarde bij verkoop en de grondwaarde is hierin niet meegenomen. De Jonge Democraten pleiten voor een belasting op woningbezit gepasseerd op twee categorieën: de waarde van de woning en de waarde van het perceel waarop deze woning staat. Op locaties met een hoge grondprijs wordt het op deze manier aantrekkelijk om een hogere woningdichtheid te realiseren. Het huidige stelsel, waarin de overheid deze taak delegeert naar woningcorporaties, is hiervoor geschikt. Corporaties hebben veel kennis opgebouwd van haar huurders, de wijken waarin ze actief zijn en de bebouwing die ze beheren.
De kerntaak van woningcorporaties is zorgdragen voor het woningaanbod in de sociale huursector. Wanneer een woningcorporatie te ver van de kerntaak afwijkt moet de overheid kunnen ingrijpen. Corporaties hebben ook een verantwoordelijkheid om de leefbaarheid in wijken met veel sociale huur te verbeteren door samen met de gemeente en maatschappelijke organisaties zoals de verenigingen en buurtinitiatieven de wijk in te richten tot een duurzaam leefklimaat.
Om ervoor te zorgen dat woningcorporaties deze taak naar behoren kunnen uitvoeren dienen ze over voldoende financiële middelen te beschikken. De Jonge Democraten vinden daarom dat de verhuurderheffing moet worden afgeschaft, maar zijn geen voorstander van direct financieel ondersteunen.
De Jonge Democraten pleiten voor meer mogelijkheden voor huurders om de sociale huurwoning te kopen. De Jonge Democraten zijn daarnaast voorstander van een beperkte regionale flexibilisering van het huurniveau voor nieuwbouw in de sociale sector, zodat woningcorporaties meer ruimte kunnen krijgen in gebieden waar de markt de woningnood niet alleen aan kan.
4.5.3. Vrije huursector
Het aandeel huurwoningen in de vrije sector in Nederland is klein, zeker als we dit vergelijken met onze buurlanden. Door het subsidiëren van de koopmarkt met de hypotheekrenteaftrek en het stimuleren van de sociale huursector met de huurtoeslag is het middensegment op de vrije huursector gemarginaliseerd. Een grote vrije huursector is belangrijk voor de doorstroming op de woningmarkt en past in een samenleving waar flexibiliteit steeds noodzakelijker wordt.
De Jonge Democraten vinden daarom dat de overheid de bouw van huurwoningen boven de sociale huurgrens moet stimuleren, zodat het voor vastgoedondernemers, pensioenfondsen en institutionele beleggers aantrekkelijker wordt te investeren. Deze partijen moeten worden betrokken bij planontwikkeling. Gemeenten moeten flexibeler omgaan met bestemmingsplannen. Op die manier wordt het makkelijker om woningen te splitsen en woningen te creëren boven winkels en kantoorpanden.
4.5.4. Studentenhuisvesting
De Jonge Democraten vinden het belangrijk dat er voldoende huisvesting is op de plek waar studenten onderwijs genieten. Deze huisvesting dient betaalbaar te zijn zonder huursubsidie en aan te sluiten bij wensen van studenten. Het is daarbij noodzakelijk dat gemeenten in overleg met onderwijsinstellingen voldoende ruimte creëren om studentenhuisvesting te realiseren. Een zogeheten “kamerstop”, een algehele stop op het afgeven van vergunningen voor verkamering door de gemeente, past hier niet bij. Om doorstroming na de studententijd te bevorderen, is het wenselijk dat studieschulden niet meegerekend worden in de hypotheekbeoordeling. Daarnaast zal de vrije sector meer studio’s en tweekamerappartementen moeten aanbieden als passende startershuisvesting.
4.6. Financiële stabiliteit
Een stabiele economie is van groot belang. Zware crises schaden het vertrouwen en leiden tot individuele drama’s. Juist dat vertrouwen is essentieel voor het goed werken van de economie en het behouden van onze welvaart. Het behouden van de financiële stabiliteit vraagt om verstandig begrotingsbeleid en goed toezicht op financiële instellingen.
4.6.1. Financiële stabiliteit en de euro
Het financieel beleid is de motor van het Nederlands economisch succes. Zonder stabiliteit geen vertrouwen, geen investeringen en geen groei. Deze stabiliteit is sinds de invoering van de Euro niet meer afhankelijk van Duitsland, maar van de gehele Eurozone. Stabiliteit wordt economisch gewaarborgd door een lage inflatie, adequaat overheidshandelen en het tegengaan van excessen.
Het monetaire mechanisme ligt in handen van de Eurozone. De euro biedt Nederland veel voordelen. De euro zorgt voor stabiliteit in de regio, heeft de monetaire markt vergroot en transactiekosten tussen Europese landen verlaagd. Nederland zal in de Eurozone vooral moeten pleiten voor stabiliteit. De Jonge Democraten zijn van mening dat deze stabiliteit wordt gewaarborgd door sterke checks and balances op nationale overheidsbegrotingen. Hierbij past een sterke rol van de Europese Commissie, die de mogelijkheid moet hebben om sancties op te leggen, omdat de lidstaten niet in staat zijn gebleken om toe te zien op naleving van de afspraken. Daarnaast dient de stabiliteit te worden gewaarborgd door beleid binnen Europese landen op belangrijke terreinen, zoals de vergrijzingproblematiek, naar elkaar toe te laten groeien. Wel moet goed worden gekeken naar de toetredingseisen van nieuwe landen tot de Eurozone. Daardoor dienen nieuwe leden langer aan de toetredingseisen te voldoen. Op deze manier tonen geïnteresseerde nieuwe landen aan dat zij aan de stabiliteit van de Euro – en dus Nederland – bij kunnen dragen.
Op termijn zal naar een Europese begrotingsunie met een geïntegreerd begrotingsbeleid toegewerkt moeten worden. Een begrotingsunie bevordert convergentie van beleid van lidstaten op belangrijke gebieden als belastingheffing en sociale zekerheid. Voor stabiliteit binnen Europa is het van belang dat de lidstaten op economisch gebied meer naar elkaar toegroeien. De begrotingsunie zal een autoriteit hebben die bevoegdheden heeft om belasting te heffen en geld te lenen. Dit een betere oplossing dan het permanente noodfonds (ESM) om de bereikte Europese integratie te kunnen beschermen tegen crises en effectief toezicht op Europees niveau mogelijk te maken. Een begrotingsunie moet wel het subsidiariteitsbeginsel respecteren en de nodige democratische legitimatie krijgen.
4.6.2. Overheidsbegroting en nationale schuld
Overheidsbegroting en nationale schuld
Een norm op de overheidsbegroting in Europees perspectief is een goede manier om excessieve uitgaven te voorkomen. Problematisch aan een strikte 3%-norm is echter dat het tegen de zalmnorm ingaat en het economisch beleid van de overheid sterk negatief wordt beïnvloed door de economische conjunctuur. Een norm die zich aanpast aan de economische situatie lijkt in theorie een mooie oplossing. In de praktijk kan het er echter voor zorgen dat tekorten onhoudbaar hoog oplopen in slechte economische tijden en vrijwel niemand wil bezuinigen in goede economische tijden. Dit betekent dat overheidsschulden niet worden afbetaald en worden doorgegeven aan volgende generaties. De Jonge Democraten pleiten daarom voor een vaste (3%-) norm, waar in een beperkt aantal situaties van afgeweken mag worden. Er moeten door hervormingen dan echter wel gezonde overheidsfinanciën op lange termijn in het vooruitzicht worden gesteld. Deze vooruitzichten zouden dan door het Europees Parlement gecontroleerd moeten worden.
Europese begrotingsunie
Op termijn zal naar een Europese begrotingsunie toegewerkt moeten worden met een autoriteit die bevoegdheden heeft om belasting te heffen en geld te lenen. Om de bereikte Europese integratie te kunnen beschermen tegen crises is een effectieve bankenunie en de uitbreiding van de ETA’s en ECSReen betere oplossing dan het permanente noodfonds (ESM). Een begrotingsunie zal wel de nodige democratische legitimatie moeten krijgen.
4.6.3. Financiële sector
De financiële sector verdient extra aandacht, aangezien een crisis in deze sector verstrekkende gevolgen kan hebben. De focus van het beleid dient te liggen op het bieden van zoveel mogelijk vrijheid voor de financiële sector om economische groei niet in de weg te zitten. Daarnaast dient een belangrijk uitgangspunt bij het reguleren van de financiële sector te zijn dat alle risico’s bij de instellingen zelf liggen. Regelgeving moet voorkomen dat instellingen too big to fail kunnen worden, waardoor de belastingbetaler in tijden van crisis noodgedwongen moet bijspringen.
Financiële instellingen opereren internationaal. Daarom moet regelgeving ook op internationaal niveau afgestemd worden. Omdat dit op mondiaal niveau erg lastig is, zal in eerste instantie gestreefd moeten worden naar maximale harmonisatie op Europees niveau. Systeemrisico’s moeten op zowel mondiaal als Europees niveau worden beperkt. Hiertoe dienen de Financial Stability Board (FSB) en het Europees Comité voor Systeemrisico’s (ECSR) meer bevoegdheden te krijgen. Dit zijn onafhankelijke instellingen, die gecontroleerd dienen te worden door respectievelijk nationale overheden en het Europees Parlement. De JD ziet ook het belang in van het beperken van de grootte van banken. Meerdere kleinere banken zijn beter voor de economie en brengen minder systeemrisico’s met zich mee.
Versimpeling en verbetering van toezicht
De Jonge Democraten pleiten voor het invoeren van de liquiditeitseisen uit het Basel III-pakket, liefst op mondiaal, maar in ieder geval op Europees niveau. De implementatie moet zo snel mogelijk gebeuren, maar mag de economie geen schade berokkenen. De JD is voorstander van een zorgvuldig afgewogen combinatie van risicogevoelige en risico-ongevoelige kapitaaleisen, in totaal significant hoger dan voor de crisis. Aan de ene kant kunnen risicogevoelige kapitaaleisen banken stimuleren om op innovatieve wijze risico’s buiten het zicht van de toezichthouder te houden door te sleutelen met het risicomodel. Aan de andere kant kunnen ook risico-ongevoelige eisen banken aanzetten tot het nemen van onverantwoorde risico’s. Als de kapitaaleisen die aan een subprime tophypotheek gesteld worden dezelfde zijn als aan een Zwitserse staatsobligatie, kunnen banken geneigd zijn om alleen voor rendement te gaan en risico uit het oog te verliezen.
De toezichthouder zal banken die niet aan de kapitaaleis voldoen dwingen te herkapitaliseren door de uitkering van dividend tijdelijk te beperken en aandelenemissies te verplichten. Een hogere kapitaaleis zorgt voor grotere buffers tegen onverwachte verliezen, vergroot het onderlinge vertrouwen tussen banken, beperkt de impact van domino-effecten en geeft de toezichthouder meer ruimte om in te grijpen als een bank in de problemen komt. Hierdoor zal de stabiliteit van het financiële systeem toenemen en zullen de kosten voor de belastingbetaler afnemen, omdat minder vaak overheidssteun nodig zal zijn en eventuele steun beperkte omvang zal hebben. De maatschappelijke kosten van een hogere kapitaaleis zijn minimaal, wanneer deze gepaard gaat met een zorgvuldige transitieperiode.
Schaduwbankensysteem
Het schaduwbankensysteem bestaat uit niet-bancaire financiële instellingen die diensten verlenen die vergelijkbaar zijn met de diensten van banken. Dit systeem is belangrijk voor de economie, omdat het alternatieve manieren van fondsenwerving biedt en zorgt voor meer concurrentie. Het schaduwbankensysteem staat momenteel niet onder toezicht. De Jonge Democraten vinden dat hier verandering in moet komen, omdat het kan uitgroeien tot een gevaar voor de stabiliteit van het financiële systeem. Zij zijn dan ook van mening dat in de toekomst alle systeemrelevante financiële instellingen, zoals grote verzekeraars, hedgefondsen, structured investment vehicles (SIV’s) en private equityfondsen gecontroleerd moeten worden om zicht te hebben op de opbouw van risico’s in dit deel van het financiële systeem.
Systeemrisico’s minimaliseren
Om ervoor te zorgen dat de kans dat de belastingbetaler opdraait voor de kosten als een financiële instelling failliet gaat of kleiner wordt, is de JD voorstander van het invoeren van een verplichte living will, naast de introductie van een hogere kapitaaleis. Een living will is een financieel testament waarin uiteengezet wordt hoe de instelling zal reageren op crisissituaties en een eventuele liquidatie en hoe daarbij een ontbinding op een gecontroleerde manier zou kunnen geschieden. Hierbij zullen in ernstige gevallen obligatiehouders verliezen moeten accepteren. Indien uit de living will blijkt dat de ontmanteling van een instelling leidt tot (te) hoge maatschappelijke kosten, kan de toezichthouder op basis van de versterkte informatie uit het plan besluiten om bepaalde structurele wijzigingen bij de instelling af te dwingen.
Als maatregelen om de belemmering van de publieke garanties op het betaal- en spaargeld voor failliet gaan van slecht functionerende banken weg te nemen niet het gewenste effect hebben, dienen banken met significante, op de korte termijn gerichte handelsactiviteiten (trading) deze af te stoten. Dit biedt de mogelijkheid tot het vormen van een gereguleerde commerciële bankensector onder bescherming van de overheid, die deposito-, leen- en betaaldiensten aanbiedt, en een lichter gereguleerde sector van banken met risicovolle trading-activiteiten zonder overheidsbescherming. Op deze wijze kunnen too-big-to-fail-risico’s weggenomen worden.
Europees toezicht
De Jonge Democraten vinden het van groot belang dat het toezicht op grote Europese financiële instellingen op Europees niveau plaatsvindt en er één regelboek voor de Europese financiële markt komt. Dit om conflicten tussen toezichthouders uit verschillende lidstaten te voorkomen en een gelijk speelveld te waarborgen. Hiertoe dienen naast de ECSR de Europese Toezichthoudende Autoriteiten (ETA’s) bindende bevoegdheden te krijgen. Zij zullen gecontroleerd worden door het Europees Parlement. De EU zal met sterkere ETA’s ook beter in staat zijn adequaat te reageren op een financiële crisis. De Jonge Democraten zijn voorstander van het opzetten van een Europese bankenunie met gecentraliseerd toezicht, gezamenlijke bekostiging van hulp aan noodlijdende banken door lidstaten en een gezamenlijk garantiestelsel. De Jonge Democraten pleiten voor een dekking tot 30.000 euro. De invoering van een bankenunie is van belang om effectief toezicht op internationaal opererende banken en tijdige signalering van problemen mogelijk te maken. De Europese Centrale Bank (ECB) zal samen met de Europese Banken Autoriteit (EBA) het toezicht op de grote Europese banken (met een balanstotaal van boven de 30 miljard euro) en in ieder geval het toezicht op de systeemrelevante banken van iedere lidstaat op zich nemen. Het toezicht op kleinere banken zal in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel voor rekening van de nationale toezichthouders komen, omdat die de financiële sector in hun land het beste kennen en al de middelen voor handen hebben om deze taak uit te voeren. De ECB zal wel kunnen ingrijpen als het bij één van de kleinere banken mis gaat. Grote ingrepen zullen de instemming van een meerderheid van de lidstaten vereisen.
Kredietbeoordelaars
Kredietbeoordelaars geven een mening over kredietwaardigheid, die goed of slecht kan uitpakken, en waar altijd een disclaimer bij hoort die aangeeft wat eventuele tegengestelde belangen van de beoordelaar zijn. Uiteindelijk ligt de verantwoordelijkheid voor investeringsbeslissingen op basis van kredietbeoordelingen bij degenen die op basis van de mening van één partij hun geld op het spel durven zetten. Waar dit professionele partijen betreft, zoals verzekeraars en pensioenfondsen, die vaak contractueel vastleggen dat kredietbeoordelingen gevolgd moeten worden, moet het toezicht daarop ingrijpen.
Er is gebleken dat bonussen een bedreiging kunnen vormen voor de stabiliteit van het financiële systeem. De JD pleit voor bonusbeleid dat is gericht op langetermijnresultaten: bonussen dienen berekend en uitbetaald te worden over een langere periode.